Home » Geschied-en-is (Pagina 3)

Categoriearchief: Geschied-en-is

Van Speyk de lucht in

De bescheiden Nederlandse vloot mengde zich in de Noord-Zuid schermutselingen en op 5 februari 1831 dreef één van de Noord-Nederlandse kanonneerboten door hevige windvlagen naar de oever van de Schelde. Hij kwam vast te zitten ten noorden van het fort St. Laurent. Kapitein van deze Kanonneerboot no. 2 was Luitenant ter zee 2e klas Jan Carel Josephus van Speyk. Belgische opstandelingen vochten zich onder leiding van hun aanvoerder – kapitein Grégoire – aan boord van het scheepje en haalden onder groot gejuich de driekleur naar beneden. Onder begeleiding van een paar opstandelingen daalde van Speyk af in het schip om zijn papieren te halen en in een onbewaakt ogenblik wist hij met zijn brandende sigaar de ruim 1500 pond kruit aan te steken die in de buik van het schip was opgeslagen.

Een type zelfmoordactie waarvan in de geschiedenis overigens meer voorbeelden te vinden zijn, van schippers die hun schip, of commandanten die de kruitmagazijnen van hun fort in de lucht lieten vliegen. Met een daverende knal vloog het schip van Van Speyk de lucht in. Voor Koning en Vaderland werden de afgerukte ledematen en lichaamsdelen naar alle windrichtingen geslingerd. Dan liever de lucht in waren de gevleugelde woorden die Van Speyk toegedicht werden en dat was dan ook wat er letterlijk en figuurlijk met hem gebeurde. In het wrak van Kanonneerboot no. 2 werd in de opengebarsten kajuit nog een gedeelte van zijn romp gevonden en na veel getouwtrek werden deze resten in een vat met alcohol gestopt en aan de commandant van de Noordelijken gezonden.

Toen later het vat werd geopend zagen ze nog resten van zijn hemd, borstrok en uniform op zijn borst en rechterarm en zelfs de Militaire Willemsorde die hem een paar dagen daarvoor was opgespeld bungelde er nog aan. De aanwezige officieren verdeelden een gedeelte van zijn uniform én het lintje als oorlogsouvenir onder elkaar en de overige heldenresten kwamen uiteindelijk terecht in Amsterdam. Daar werd het restant van Van Speyk nauwkeurig bekeken, ontleed en gebalsemd, in een loden kist gelegd en later met veel pracht en praal begraven in de Oosterkerk.

De propagandistische waarde van Van Speyk

Het mensenoffer van Van Speyk leverde de Nederlandse bestuurskliek geen windeieren, het was goed voor de saamhorigheid en de koninklijke propagandamachine werkte op volle toeren. Koning Willem besliste dat voortaan altijd een Nederlands marineschip de naam Van Speyk zou dragen en dat er een imposant gedenkteken voor hem zou worden opgericht. In heel het land kwamen allerlei initiatieven van de grond. De één wilde in Egmond aan Zee een Jan van Speyksvuurtoren bouwen, beeldhouwers uit het hele land verdrongen zich om een gedenkteken te mogen ontwerpen en in het Burger-Weeshuis in Amsterdam – zijn geboortestad – werd een monument geplaatst. Nabestaanden van Van Speyk en van de slachtoffers kregen van koning Willem allemaal een flinke buidel met klinkende munt. Kunstenaars van naam en faam maakten schilderijen van een uit elkaar spattende kanonneerboot en koning Willem gaf opdracht om een gedenkpenning te slaan.

Tyskerhoren & Tyskerbarn

Op 7 mei 1945 ondertekende generaal Alfred Jodl de onvoorwaardelijke overgave van alle Duitse strijdkrachten aan de geallieerden. Om 02.41 uur die nacht zette hij zijn handtekening onder de capitulatievoorwaarden. In deze voorwaarden was overeengekomen dat alle strijdkrachten onder Duits gezag hun actieve operaties op 8 mei 1945, om 23.01 uur centraal Europese tijd, staakten. Ook voor Noorwegen kwam daarmee een eind aan de Tweede Wereldoorlog. Met de verrassingsaanval op 9 april 1940 was voor dat land de oorlog begonnen en dolf ze met de capitulatie op 7 juni het onderspit.

In de loop van dinsdag 8 mei begonnen leden van het Noorse verzet de posities van de Duitsers over te nemen en keerden koning en regering weer in het land terug. Het leven hernam voor het merendeel der Noren langzamerhand weer haar normale en vredevolle ritme. Voor een klein deel eindigde de oorlog allerminst. Een aaneenschakeling van ellendige en mensonterende gebeurtenissen maakten hun leven tot een ware hel. Het waren niet zozeer de collaborerende landgenoten, zakenlieden en industriëlen die op profijt belust en gericht op oorlogswinst welbewust collaboreerden. Ook niet de kwart miljoen landgenoten die verplicht vrijwillig hun diensten aan de Duitse bezetter verleenden. Nee, geen van hen had noemenswaardige repressailles te vrezen. De toorn en opgeklopte volkswoede gold die Noorse vrouwen die in vijf oorlogsjaren de onvergeeflijke misdaad hadden begaan verliefd te raken op een Duitse soldaat én zelfs bevielen van een kind.

Deze Tyskerhoren (Duitse hoeren) en hun kroost, de Tyskerbarn (Duitse kinderen), konden rekenen op represailles van de zichzelf tot de oprechte Noren verklaarde burgers. Als vergeldende en dood & verderf brengende duivels stortten zij zich op de meer dan 15.000 Noorse vrouwen en de meer dan 10.000 kinderen die door Duitse soldaten verwekt waren. Net als de Moffenhoeren in Nederland werden ze als oorlogsbuit onbeschermd overgeleverd aan de sadistische willekeur van de Goede Vaderlanders. Net als in Nederland werden vrouwen en meisjes door moedige burgers gescalpeerd, bespot, geminacht, beroofd, misbruikt, verkracht en soms erger. Was dat in Nederland al een verschrikking op zich, Noorse vrouwen en oorlogskinderen ondergingen een nog wreder lot.

De half Duitse kinderen werden verondersteld besmet te zijn met een fascistische bacil en als geestelijk onvolwaardig en genetisch minderwaardig bestempeld. Deze kinderen werden gedwongen uit huis en in opvoedingsgestichten en tehuizen voor geestelijk zieken geplaatst. Ze werden niet beschermd voor het sadisme waaraan ze werden onderworpen door verplegers, verzorgers en gastouders, door wie ze verkracht en mishandeld werden. Alle mogelijke kwalen moesten ze ondergaan, als beesten aangelijnd, opgesloten bij valse honden, overleven tussen wilde varkens, gemarteld met kokend water, hete vuurpoken en brandende sigarettenpeuken. Zowel de kinderen als hun moeders werden – met medeweten van de Noorse regering – door de Noorse en Amerikaanse geheime dienst CIA misbruikt voor LSD experimenten, medische proeven en open hersenoperaties (Lobotomie) waar stukken hersenen verwijderd werden bij levende personen.

De op 15 november 1945 in de Noorse plaats Ballangen geboren Anni-Frid is een van deze Tyskerbarn kinderen. Anni-Frid was een van de vier leden van de later wereldbekende muziekgroep ABBA terwijl haar levensverhaal nagenoeg onbekend gebleven is. Haar moeder Synni Lyngstad beging op haar 18e jaar de misdaad verliefd te worden op de 26-jarige Duitse soldaat Alfred Haase. Een paar maanden voor de Duitse capitulatie leerde het stel elkaar kennen, hielden van elkaar maar werden van elkaar gescheiden toen Alfred na de capitulatie naar Duitsland terug moest. Dat Synni zwanger was heeft Alfred nooit geweten. Het kindje werd na de capitulatie geboren in een voor haar erg vijandige wereld. Begin 1947 vluchtte haar moeder Synni, samen met haar oma Antine en met Anni-Frid naar Zweden waar ze in het plaatsje Torshälla een veilige woonplek vonden. Nog voordat Anni-Frid 2 jaar oud was stierf haar moeder plotsklaps aan een nierziekte. Haar vader was omgekomen bij een scheepsramp en zo bleef ze alleen achter bij haar oma. Meer dan 30 jaar later bleek uit naspeuringen dat haar vader de oorlog wel overleefd had en zagen beiden elkaar in de zomer van 1977.

Het levensverhaal en maatschappelijk succes van Anni-Frid staat haaks en schril op dat van haar mede Tyskerbarn lotgenoten. Hun lot en lijden wordt nog steeds ontkend en miskend door de Noorse overheid en zijn de kinderen van toen heden ten dage zwaar gemankeerde grotendeels rechteloze volwassenen.

Wir haben es vergessen…..

Hongerkindje Het is februari 2018, het is niet koud, de winter heeft al vele jaren een zacht karakter. Heel anders was het in de oorlogswinters van 1940-1945, toen was het bar en boos gesteld en gaf de winter van ’43/’44 Nederland een ondertemperatuur van 27 graden onder nul. Nu [2018] – ruim 70 jaar later – is het weer van toen geen onderwerp meer van gesprek, en dat is niet alleen met het weer het geval. Ook de Nederlandse geschiedenis is nauwelijks nog onderwerp van gesprek, laat staan het oorlogsleed dat geleden is, dat is niet tot nauwelijks nog in herinnering.

Honger is zowel resultaat van oorlog, als een oorlogswapen, TOEN – NU en in de TOEKOMST!

Dat miljoenen Nederlanders honger leden is nauwelijks tot niet opgeslagen in het collectief geheugen. Dat honderdduizenden Nederlanders met de gevolgen hiervan te maken kregen en aan hongeroedeem leden is niet verankerd in het Nederlandse bewustzijn.

De treinstaking die in 1944 mede op initiatief van bankier Wally van Hall mogelijk werd maakte het leven van al deze creperende Nederlanders tot een hongerhel. Door ondervoeding en gebrek stierven aan de gevolgen 125.000 Nederlanders aldus de goed geïnformeerde Franse aanklager mr. Mournier tijdens het Neurenberger-proces in februari 1946. Volgens Oreste Pinto, Luitenant-kolonel van de Nederlandse (contra)spionagedienst, moet het totaal aantal verhongerde Nederlanders behoorlijk naar boven toe worden opgeschaald.

Hoe erg het voedselgebrek in het hongerende West-Nederland toentertijd was werd duidelijk in het verhoor van Seyss-Inquart. De op 29 mei 1940 als Rijkscommissaris van Nederland aangestelde Arthur Seyss-Inquart was uit hoofde van zijn functie goed op de hoogte van de voedselsituatie. Tijdens de ochtendzitting op 10 juni 1946 vertelde hij “Ik geloof dat Nederlanders eind 1944 en in 1945 in concentratiekampen en gevangenissen meer voedsel kregen dan de Nederlanders in het westen van het land.”

De door bankier Wally van Hall gefinancierde treinstaking leidde tot onnoemelijk veel leed en nodeloos lijden onder de Nederlandse burgerbevolking. De gehoopte militair-strategische waarde was na de mislukte luchtlandingen bij Arnhem gereduceerd tot ‘0’. Maar de geallieerden bleven vasthouden aan de hongerblokkade. Het Nederlandse verzet was het daar niet mee eens en dat lieten ze weten ook. “De ondergrondse beweging heeft aan Londen in een ultimatum gesteld dat er hier eten moet komen vóór 15 januari a.s., daar ze het zonder voedsel niet meer uithouden, anders wordt de spoorwegstaking opgeheven.”

Hongerfamilie Hongerkindjes groepHongerkindrenDoor ondervoeding en gebrek stierven de Nederlanders van toen als ratten, in de winter van 1944-1945 bezweken de Nederlanders in onvoorstelbare aantallen. Het is een gegeven dat volledig verdwenen is uit het collectief geheugen. Het is geen collectief weten meer, het ontglipt aan het bewustzijn, het is geen onderwerp meer van gesprek, geen jaarlijks terugkerend onderwerp in de leerboeken of in de media. In niets opgelost lijden!

Dat het aantal door honger en gebrek omgekomen Nederlanders op enig moment officieel op 15.000 tot 22.000 vastgelegd is heeft enkel te maken met politiek correcte geschiedschrijving. De werkelijkheid en de waarheid is geweld aangedaan, net als de geschiedschrijving. Verpakt in een fijne oorlogsfilm wordt bankier Wally van Hall in 2018 notabene neergezet als een goed vaderlander en bewierookt als een slimme financiële goochelaar.

Bankier van de Dood zou een toepasselijker naam voor deze persoon geweest zijn!

Hongerkind liggend

Foto’s: Nationaal Archief

The Inestimable Munitionettes

De op 28 juni 1914 gepleegde moordaanslag op kroonprins Frans Ferdinand in Sarajevo wordt als het fatale startschot van de Eerste Wereldoorlog beschouwd. Middels het traditioneel en eeuwenoud recept van leugen, misleiding en bedrog raakten ontelbare mannen met elkaar in gevecht en dat op een historisch ongekend vernietigende schaal. Nog nooit in de wereldgeschiedenis had de mensheid zo’n wereldomvattende, gemechaniseerde en geïndustrialiseerde mensenslachting ervaren. Een in alle opzichten vernietigende en welbewust gehanteerde gesel veranderde de wereld, maatschappelijk en sociaal, op onvoorstelbare schaal. Vooral en met name de veranderde positie van de vrouw in de samenleving heeft hiertoe op verschillende manieren aan bijgedragen.

Het Britse Rijk werd al vanaf oorlogsbegin geplaagd door een serieus munitiegebrek wat in 1915 leidde tot het zogenaamde munitieschandaal. Het industriële apparaat was on-volledig toegerust om aan de enorme vraag te voldoen, niet in de laatste plaats doordat ook de technisch vaardige mannen aan het front geplaatst, en daar vermalen werden. Met de Munitions of War Act van 2 juli 1915 bracht de Britse Staat de productie van munitie volledig onder haar beheer en toezicht, ketende ze de arbeiders in de wapen-, textiel-, en havenindustrie, verplichtten hen tot productie en zette het de vakbonden wettelijk buitenspel. De aanvoerders en woordvoerders van het zich tegen deze Munitions of War Act verzettende organisaties zoals de Clyde Workers’ Committee werden veroordeeld en gevangen gezet. Resistance was futile!

De Munitions of War Act bepaalde dat vooral en met name vrouwen binnen het vernietigingsradarwerk aangetrokken dienden te worden om de oorlogstekorten in mankracht alsook materiaal as soon as possible aan te vullen. Vakkundig misplaatst verpakt als emancipatie werden meer dan een miljoen(!) vrouwen uit het gezinsleven en bestaande sociale- en maatschappelijke structuur gehaald en de vernietigingsindustrie binnengetrokken. Het effect hiervan was moorddadig doorslaggevend en oorlogrekkend! De in broekpakken gehulde vrouwen met een identificatieplaatje om de hals draaiden werkdagen van 12 uur, zes dagen per week en moesten elk ogenblik en op afroep beschikbaar zijn. De vrouwen werden als koelies tegen half-geld te werk gesteld. Fabrieken draaiden in de regel 24/7 om aan de vraag te voldoen en maakten de vrouwen structureel overuren met weinig tot geen pauzes.

In juni 1917 waren de Munitionettes, zoals de ge-emancipeerde wapen & munitievrouwen werden aangeduid, verantwoordelijk voor in totaal 80% van de productie van alle wapentuig en bijbehorende munitie die hun mannen, zoons en vaders in staat stelden om te verminken, te doden en vernietigen. Zelf bracht het leger Munitionettes voor God, King & Country ook grote offers, raakten onvruchtbaar, verlamd, gehandicapt, verminkt en kregen te maken met bloedarmoede, spijsverteringsproblemen, leveraandoeningen en borstinfecties. Zwangere vrouwen gaven de effecten door aan hun pasgeborenen. Velen stierven door het werken met TNT, salpeterzuur en talloze andere levensgevaarlijke chemicaliën die hun immuunsysteem finaal verwoestte. Vele honderden Munitionettes verloren het leven bij explosies in munitiefabrieken zoals in 1918 bij de National Shell Filling Factory in Chilwell. Slechts 32 van hen konden geïdentificeerd worden, de ongeïdentificeerde lichamen werden in een massagraf begraven in St. Mary’s Church, Attenborough. De ontploffing werd twintig kilometer verderop gehoord.

Het waren in eerste instantie en met name de witte mannen die geallieerd en vooraan in gevecht geschoven werden, een privilege dat in eerste instantie niet weggelegd was voor anderskleurige en anders-rassige wereldbewoners. Honderdduizenden koloniale soldaten werden in de loop van deze wereldstrijd uit alle koloniale Britse en Frans-koloniale hoeken gerekruteerd om voornamelijk logistieke ondersteuning te verlenen, voeding, verzorging en munitie aan te slepen en ravage weg te sjouwen. Vooraan en in de frontlinie doden & gedood worden was in eerste instantie een witte mannen privilege maar werd dat dodelijke voorrecht gedurende het verloop van tijd en strijd ook aan uit de koloniën afkomstige hulptroepen toegekend.

Het waren de vrouwen die ge-feminiseerd en aan het thuisfront de dood baarden, wapens en vernietigingssystemen van elk kaliber, formaat en uitvoering het levenslicht gaven waarmee hun mannen, broers en vaders andere vaders, broers en mannen finaal het levenslicht ontnamen. Amper 20 jaar na deze wereld- en maatschappij verscheurende oorlog mochten de Munitionettes opnieuw aantreden. Onder vals gevlagde vrouwenrechten gaven honderdduizenden Munitie Truzen acte de présence. Klinknageltruzen als Rosie the Riveter en feminale wapensmeden als Ronny the Brengun Girl zagen het daglicht en verrichten voor volk & vaderland maar vooral en met name het internationaal opererende militair-, industriële-, economische complex hun onschatbare dodelijke diensten.

(Picture: Wikipedia, Licensefree)

Genog is Genog!

Popko Genog

Vrijdagavond de 19e januari 2018 laten de Groningers opnieuw van zich horen, gaan ze de straat op met fakkels, vaandels en zichzelf. Met alle recht van de wereld, want ze worden bestolen, bedrogen en voorgelogen en dat al meer dan 60 jaar!

Hun ‘land’ hun ‘goed’, hun ‘goud’ is hen ontstolen. Groningen het Nederlandse wingewest dat leeggeplunderd wordt door wereldwijd opererende economische graaiers & snaaiers. De in Den Haag genestelde politiek verantwoordelijken zullen schitteren door afwezigheid, kopstukken van links tot rechts ZIJ zitten tot hun strot verstrikt in een leugenachtig netwerk, ZIJ wassen hun handen in onschuld terwijl stromen boter hen het zicht benemen. ZIJ zullen zich niet laten zien, net zo min als afgevaardigden van het Oranjekartel, dus nee geen Willem of Maxima want die weten verrekte goed welke hand hun macht en knip voedt.

Al 60 jaar speelt de Nederlandse overheid voor Sinterklaas. Met het gas dat ze door de NAM uit Groninger bodem steelt deelt ze uit met gulle hand, financiert ze elke gril en grol, stopt elk gat in de begroting en smijt ze het geld over de balk. TOEN had Nederland een Staats-schuld van € 20 miljard, NU na een kleine 60 jaar lang potverteren en € 600 miljard ‘aardgasbaten’ verder is de Staats-schuld opgelopen tot € 500 miljard. WIE hebben van de ‘aardgasbaten’ geprofiteerd anders dan de aandeelhouders van de SHELL en EXXON die middels het vehikel NAM de Groninger bodem leegplunderen? Die ‘Staats-Schuld’ mogen ALLE Nederlanders betalen en dat generaties lang, de Groningers krijgen echter de zwaarste rekening gepresenteerd, erfgoed gaat teloor, maar Groningen DAT gaat nooit teloor of verloren!

Ons volk is brokkel, stroef en kold, net as zien haarde kloeten, het beste is noar binnen vold, de roegste kaant zit boeten!

Histoire d’O – Bertha Pappenheim

Eind november 1880 klopten Siegmund Pappenheim en zijn vrouw Recha aan bij de Weense arts Josef Breuer. Breuer was naast befaamd medicus eveneens filosoof en psycholoog. De Pappenheimers vroegen hulp voor hun dochter Bertha die aan een onverklaarbare geestelijk stoornis leed. Al tijden werd ze gekweld door hysterie, hallucinaties, angststoornissen en depressies.

Zo traden plotseling spraakstoornissen op die – ongelijk welk jaargetijde – soms dagen voortduurden. Op die momenten was ze niet in staat om in het Duits, haar moedertaal, te antwoorden. Italiaans, Frans en Engels waren dan de talen waarin ze respondeerde. Haar psychische stoornis kende een grote verscheidenheid aan symptomen. Dan weer werd ze plotsklaps getroffen door doofheid en verlamming, had ze sterke gelaatsvertrekkende zenuwpijnen, rollende oogballen en last van scheelheid, afgewisseld door sterke stemmingswisselingen, vergeetachtigheid en werd ze geplaagd door ernstige eetstoornissen. De dan 21-jaar jonge Bertha zou (lange tijd anoniem) de geschiedenis ingaan als patiënte Anna O. Door de initialen van haar voor-, en achternaam (B en P) te vervangen door de daaraan voorafgaande letters (A en O) werd de lettercombinatie verkregen waarop haar pseudoniem werd gecreëerd. Bertha Pappenheimer werd Anna O.

Breuers beoordeelde zijn patiënte als “bijzonder beschaafd, maar seksueel verbazingwekkend onderontwikkeld”. Zijn behandeling bestond uit het onder lichte hypnose te brengen en Bertha te laten vertellen over de angsten en beklemmingen die haar gevangen hielden waardoor een lichte verbetering van de klachten leek op te treden. Ondanks dat verslechterde haar gezondheidstoestand aanzienlijk en nauwelijks twee weken later was Bertha voor maanden – letterlijk en figuurlijk – verplicht aan bed gekluisterd. Nadat haar vader op 5 april 1881 overleed verslechterde haar algehele gezondheidstoestand dramatisch. Haar symptomen verergerden zich zodanig dat ze op 7 juni 1881 onder dwang naar een privékliniek voor Nerven-, Gemüts- und Geisteskranke in Inzersdorf werd overgebracht. Na enkele maanden in deze kliniek onder behandeling te zijn geweest verbeterde de situatie van Bertha zodanig dat ze in november 1881 ontslagen kon worden en weer onder behandeling kwam van Josef Breuer.

In de zes maanden intensieve behandeltherapie vond een incident plaats waardoor Breuer de behandeling van patiënte Anna O. tijdelijk overdroeg aan een collega. Dat incident bestond uit een confrontatie waarin Breuer haar een keer krimpend van de buikpijn had aangetroffen en ze uitriep dat “het kind van dokter B. eraan komt” (zijn kind). Verschrikt liep Breuer weg en droeg de behandeling van Anna O. tijdelijk over aan een collega. “Op dat moment”, schreef Freud, “had Breuer de sleutel in handen, maar hij was niet bereid hem te gebruiken”. Breuer besloot dat hij het maximaal haalbare bereikt had. Op 7 juni 1882 stopte hij de behandeling en sloot het dossier met de afsluitende verklaring dat de behandeling succesvol geweest was en dat Bertha als volledig genezen beschouwd kon worden. Haar succesvolle behandeling werd door Breuer en zijn leerling Sigmund Freud later als basis genomen voor de daaruit ontwikkelde psychoanalyse.

Bertha was allesbehalve van haar aandoeningen verlost en nauwelijks vier weken later werd ze door Breuer op 12 juli 1882 doorverwezen naar sanatorium Bellevue in Kreuzlingen. Deze door de Zwitserse psychiater Robert Binswanger geleidde specialistische privékliniek richtte zich voornamelijk op de behandeling van vermogende psychiatrische patiënten. Na drie maanden was de gezondheidssituatie van Bertha zodanig verbetert dat ze uit de inrichting ontslagen kon worden, echter zonder dat ze van haar kwalen of aandoeningen genezen was.

In die periode bracht ze bezoeken aan haar 14-jaar oudere nicht Anna Elka Ettlinger, een bewust alleenstaande vrouw. Ettlinger legde zich toe op het onderwerp vrouwenemancipatie, een gebied waarmee ze zich als auteur al enige jaren bezig hield. In 1870 was een artikel over dit onderwerp van haar hand verschenen onder de titel Ein Gespräch über die Frauenfrage. Bertha liet haar nicht ter beoordeling enkele van de door haar geschreven sprookjes lezen. Ettlinger prees haar werk en geïnspireerd door haar nicht en het door haar aangehangen onderwerp stortte ze zich op het onderwerp vrouwenemancipatie. Om ook persoonlijk actief betrokken te raken volgde ze eind 1882 een door de Badischen Frauenverein aangeboden cursus ziekenverzorging. De opzet van deze cursus was om jonge vrouwen een kans te bieden een leidinggevende positie in klinieken en zorginstellingen te vervullen. Door haar eigen beperkingen kon ze deze cursus niet volledig volgen en afronden. Als ervaringsdeskundige had Bertha persoonlijk en in de praktijk op dit gebied geïnvesteerd. Ze was afkerig van mannen en voelde zich seksueel tot vrouwen aangetrokken. Het zou echter nog tot 1924 duren voor ze op 65-jarige leeftijd openlijk een relatie aanging met de achtendertig jaar jongere (op dat moment 27-jarige) Hannah Karminski.

In de periode 1882-1888 bracht ze zoveel mogelijk uit het licht der schijnwerpers door, samen met haar moeder in de stad Wenen. Gedurende die tijd werd ze met regelmaat voor langere of kortere periodes voor behandeling van haar complexe aandoeningen opgenomen in de kliniek in Inzersdorf. In november 1888 verhuisde ze met haar moeder naar Frankfurt am Main waar ze werkte in een gaarkeuken en voorlas aan de kinderen van het Meisjesweeshuis van de Israëlitische vrouwenvereniging. Eind 1888 verschenen ook haar eerste feministische schrijfsels, eerst anoniem en later onder de naam P. Berthold, een pseudoniem dat ze uit haar eigen naam herleid had. Ze draaide haar voor en achternaam om, gebruikte daarvan de beginletters en het grootste deel van haar voornaam als achternaam: Berth(a) Pappenheim werd P(aul) Berth(old).

Binnen enkele jaren klom haar ster binnen de vrouwenbeweging. In oktober 1895 bezocht ze de jubileumbijeenkomst van de Allgemeinen Deutschen Frauenvereins (ADF) welke in Frankfurt am Main gehouden werd en hielp ze mee een lokale afdeling van de ADF van de grond te tillen. 1895 was ook het jaar dat het boek Studien über Hysterie gepubliceerd werd. Een door Josef Breuer samen met Sigmund Freud geschreven naslagwerk waarin haar verborgen geschiedenis, de geschiedenis van patiënte Anna O., werd beschreven. Het werk geldt als het eerste echte voorbeeld van de psychoanalyse.

De sprookjesvertelster van eerst werd in 1896 de leiding in handen gegeven van het Meisjesweeshuis van de Israëlitische vrouwenvereniging. In de daarop volgende 12 jaar zette ze zich succesvol in om de tot dan geldende sociale normen en maatschappelijke waarden in de opvoeding te keren. De wezen werden niet opgevoed en voorbereid in het rolpatroon van verbondenheid & partnerschap tussen man en vrouw, maar aangemoedigd tot individualiteit en zelfstandigheid.

Eind 1898 raakte Bertha betrokken bij de bestrijding van de handel in Joodse meisjes en vrouwen, de Mädchenhandel. Vrouwen die door Joodse vrouwenhandelaren uit Polen, Oekraïne, de Balkan en Rusland werden weggelokt en terecht kwamen in de seksindustrie. Bertha deed daar een boekje over open. In oktober 1902 vond in Frankfurt am Main de eerste Duitse manifestatie tegen deze Mädchenhandel plaats, Bertha verwierf de opdracht hierover een rapport op te stellen dat op de in 1904 in Berlijn gehouden International Council of Women gepubliceerd werd. Bertha werd in Berlijn gekozen tot voorzitster van de Jüdischen Frauenbundes. Vooral en met name de aandacht voor de rol van de Joodse vrouwenhandelaren werd haar niet in dank afgenomen en vooral uit orthodox Joodse kringen wierp men haar Schmähung des Judentums voor de voeten.

Op 25 november 1907 werd in een royaal woonhuis in de buurt van Frankfurt am Main – in Neu-Isenburg – een opvanghuis gerealiseerd, het Jüdisches Mädchenwohnheim. Het gebouw werd door Louise Goldschmidt, een familielid van Bertha’s moeder geschonken. Niet alleen prostituees maar ook de buitenechtelijk verwekte kinderen werden hier opgevangen, verzorgd en opgevoed. Individualiteit en zelfstandigheid stond ook hier aan de basis van de (her)opvoeding van de meisjes en moeders. Kunst, theateropvoeringen en voordrachten stonden regelmatig op het programma, onder andere van filosoof Martin Buber met specialisatie op het gebied van Psychiatrie und Psychologie. Buber was een persoonlijke vriend van Bertha. De bewoners van het Jüdisches Mädchenwohnheim kregen uitgebreide medische verzorging en werden regelmatig psychiatrisch onderzocht, maar psychoanalytische behandeling werd door Bertha niet toegestaan. In 1910 vertaalde ze de oorspronkelijk in het Jiddisch geschreven memoires van Glikl Hamil, echtgenote van een Joodse koopman die leefde van 1645 tot 1724. Het werk werd in Wenen uitgegeven. Bertha vereenzelvigde zich daarbij zozeer met de persoon van Glikl dat zij bloedverwantschap met haar meende te hebben en liet zich in 1925 door de befaamde Joods-Poolse kunstschilder Leopold Pilichowski in 17e eeuwse kleding als Glikl portretteren.

1925 was ook het jaar waarin Carl Gustav Jung, de Zwitserse psychiater en geestelijk vader van de Analytische Psychologie een besloten lezing gaf waarin hij aangaf dat de succesvolle behandeling van Bertha door psychoanalyse als een fantasme moest worden beschouwd. “So war auch der berühmte erste Fall, den er [Freud] gemeinsam mit Breuer behandelte und der so sehr als das Beispiel eines herausragenden therapeutischen Erfolgs gepriesen wird, in Wahrheit nichts dergleichen”. Freud zelf was deze mening ook toegedaan en vertelde Jung eerder “daß alle ihre alten Symptome zurückgekehrt seien, nachdem er den Fall aufgegeben habe”.

Bertha Pappenheim heeft zich ooit laten ontvallen dat psychoanalyse in belangrijke mate afhing van de verlangde uitkomst en gewenste uitleg en heeft zich altijd fel verzet tegen psychoanalytische behandeling van personen waarvoor zij de verantwoording droeg. Voor zij op 77-jarige leeftijd in 1936 overleed heeft ze in haar laatste bezoek aan Wenen alle op haar eigen ziekte betreffende bewijsmateriaal vernietigt.

(picture: Bertha Pappenheim as Glikl bas Judah Leib -Wikipedia, Licensefree)

First in Office

Niet George Washington, maar Samuel Huntington moet in werkelijkheid gezien worden als de eerste Amerikaanse president. Sterker nog, pas nadat nog negen anderen hem in dat ambt waren voorgegaan werd Washington tot president benoemd.

Op 28 september 1779 werd de dan 48-jarige advocaat Samuel Huntington benoemd tot president van het eerste Amerikaanse Congres. Deze benoeming was te vergelijken met die van minister-president van het Britse parlement en dat maakte hem daarmee technisch gezien de eerste Amerikaanse president.

Huntington was een van de ondertekenaars van de Declaration of Independece en de Articles of Confederation. Om gezondheidsredenen trad Huntington officieel terug op 9 juli 1781 waarna hij in het ambt opgevolgd werd door Thomas McKean, John Hanson, Elias Boudinot, Thomas Mifflin, Richard Henry Lee, John Hancock, Nathan Gorman, Arthur St. Clair en Cyrus Griffin waarna George Washington op 30 april 1789 als 11e in dit ambt verkozen en benoemd werd. Curieus detail is de later in de geschiedenis veroorzaakte persoonsverwisseling rondom de (blanke) koopman John Hanson uit Maryland met die van een (negroïde) naamgenoot, waarmee het eerste zwarte Amerikaanse presidentschap geclaimd werd.

Samuel Huntington (01-03 § 09-07 1781) : Thomas McKean (10-07 § 05-11 1781) : John Hanson (05-11 1781 § 04-11 1782) : Elias Boudinot (05-11 1782 § 04-111783) : Thomas Mifflin (05-11 1783 § 03-06 1784) : Richard Henry Lee (30-11 1784 § 22-11 1785) : John Hancock (23-11 1785 § 06-06 1786) : Nathan Gorman (07-06 1786 § 05-11 1786) : Arthur St. Clair (02-02 1787 § 21-01 1787) : Cyrus Griffin (22-01 1788 § 04-03 1789) : George Washington (30-04 1789 § 04-03 1797)

Geld & Krediet (Long Read!!)

Speurend in mijn digitaal archief kwam ik een (erg lange!) bijdrage tegen over geld en krediet welke ik ooit ergens op het internet ben tegengekomen. Heb het ooit gekopieerd en opgeslagen maar helaas geen bron of herkomst meer bekend van dit erg lange stuk waarvan ik meen dat ze de moeite waard is om te lezen. Mocht de auteur(s) zijn werk herkennen hoor ik dit graag dan vermeld ik uiteraard naam en toenaam of – indien gewenst – verwijder ik het artikel weer. Doorlezende denk ik dat het artikel stamt uit 2004 – 2005, heeft het zo zijn eigenaardigheden en hier en daar bedenkelijke veronderstellingen maar toch…

Geld & Krediet

Vroeger, in de tijd dat het Geld nog niet machtig was, werd tussen mensen en volken onderling handel gedreven. Koeien, graan, knollen, vissen, varkens, kippen, wapens, …. mensen, álles wisselde van eigenaar tegen een overeengekomen ‘verhandelwaarde’.

Sluwe (tussen-) handelaren probeerden een schakel in deze handelsketting te smeden, een element toe te voegen dat GEEN waarde bezat maar de waarde moest aannemen van het product, goed of dienst wat verhandeld werd. Naast diamant werd Goud één van de deze ‘waarde-loze’ elementen die als schakel werden ingevoegd. Van goederen, diensten en producten – feitelijk alles wat verhandelbaar werd – werd een ’tegenwaarde’ bepaald in dat gele materiaal. Het ingevoegde ‘waarde-loze’ element kreeg op deze manier de tegenwaarde van het waardevolle element, de schakel was ingevoegd. In feite was toen de hele (wereld-) handel in handen terechtgekomen van de beheerders van het ‘waarde-vervangende’ element. Iets dat waardeloos was, werd waardevol gemaakt door de waarde van het WEL waardevolle daaraan te koppelen.

Wat is waarde? Neem een hand vol graan, strooi het uit op een akker, onderhoud het, mest het en geef het water en oogst dan het product, een waarde-vol product, een levensbelangrijk product. Eén hand vol graan (zeg 200 korrels) levert na oogsten makkelijk het 50-voudige op = 10.000 korrels. Stel dat de hand korrels afkomstig zouden zijn van een buur-boer die dit heeft gegeven onder bepaalde voorwaarden. Voorwaarden die alles kunnen inhouden, het is maar net wat er ‘overeengekomen is’. De buur-boer kan de hand vol schenken (hij heeft toch al genoeg) hij kan een gedeelte terugvragen (1 – 200 korrels) hij kan een verdubbeling terug vragen (400 korrels) of de helft van de opbrengst. (5.000 korrels) Elke vorm is denkbaar maar door een slechte zomer of winter kan er een misoogst optreden en kan de ‘graanlener’ geen korrel oogsten, laat staan geven aan de ‘graanuitlener’. Geen oogst – geen resultaat is het logische gevolg.

Neem nu het waardevol gemaakte ‘waarde-loze’ element goud. Gooi het in de grond, giet er water op, laat de zon er op schijnen en na een jaar ligt het er nog nét zo! Goud groeit niet, goud is maar goud en het kan door zichzelf niemand ook maar 1 seconde in leven houden. Alleen de waarde van de ‘waardevolle elementen’ die men er aan vastgeplakt heeft geeft het de valse status van ‘waarde-vol’. Goud is niets meer dan een ruilmiddel. Als tien gram goud een waardebepaling heeft gekregen van 1 rund is het omgekeerde hetzelfde het geval. Alleen met het verschil dat het rund WERKELIJK waarde heeft en de 10 gram goud puur denkbeeldig. Het rund kan gemolken en geslacht worden en kunnen mensen zich daarmee in leven houden. Voor een (hongerende) mens zal 1 liter melk en 1 kg vlees veel waardevoller en levensbelangrijker zijn dan de tegenwaarde ervan in goud, véél waardevoller zelfs dan alle goud ter wereld.

Maar, de sluwe (tussen-) handelaren hadden het DNA van de handelsketting weten te veranderen en Goud als element tussen gevoegd. Het daadwerkelijk omruilen van goederen tegen Goud in de vorm van munten werd al snel uitgebreid. De beheerders van het Goud, de sluwe tussenhandelaren, gaven papieren waardebewijzen waarop de tegenwaarde in goud op vermeld stond. Bank-papier – bankbiljetten. Hoe meer goud de sluwe tussenhandelaren bezaten, des te meer waardebiljetten werden door hen uitgebracht en het duurde niet lang dat er méér waardebiljetten in omloop waren dan de hoeveelheid Goud die daar tegenover stond, de feitelijke waarde van het waardebiljet was minder waard dan erop afgebeeld was. Het biljet was in waarde verminderd.

Niet lang daarna spraken de sluwe tussenhandelaren met elkaar af dat de Goudvoorraad niet noodzakelijk ook precies gelijk hoefde te zijn aan de waarde van de uitgegeven waardebiljetten en werd de ‘Gouden Standaard’ losgelaten. Voortaan waren afspraken tussen de sluwe tussenhandelaren voldoende om de waardebiljetten hun waarde te ‘garanderen’. ‘Nullen’ en ‘cijfertjes’ op papier namen de plaats in van het waardevolle handelsgoed. Vier cijfertjes naast elkaar met een punt of komma aan het eind en een waardeteken ervoor waren nu gelijk aan 1 rund. Muntgeld of waardepapieren werden daarmee eigenlijk overbodig en slechts nog een herinnering aan oude ‘ruil-tijden’.

De ‘waardecijfers’ op papier zullen op korte termijn ook tot de geschiedenis behoren en zullen ‘digitale waardecijfers’ gelijkstaan aan de waarde van 1 rund. Binnenkort, op 1 januari 2008, zal in HEEL EUROPA een uniek digitaal nummer gaan gelden voor elke burger. Dit nummer zal het huidige Bank/Giro rekeningnummer vervangen. Het zal uit twaalf cijfers en acht letters bestaan en alleen geregistreerde ‘menseenheden’ zullen kunnen beschikken over dit unieke – persoonsgebonden – nummer. Doormiddel van een geïmplanteerde chip zal elke burger zijn unieke ‘menscode’ met zich meedragen. Weigeraars hebben geen chip, geen nummer, geen bestaan, geen leven! De Nieuwe Wereld Orde rukt onherroepelijk op.

‘Vroeger’ ontving men zijn weekgeld contant in een loonzakje. Klinkklare harde munt. Later – mét ‘dank’ aan de vakbonden – werden ‘voor het gemak’ de bankrekeningen ingevoerd, maar werd bedongen dat de werknemer zijn geld contant kon ontvangen als hij erop stond. Het overschrijven van bedragen was zonder kosten, en om het nemen van een bankrekening te stimuleren gaven banken rente op de salarisrekening. Om sparen (bij de banken) te stimuleren werd spaarzaamheid buiten de banken om als het seniele sparen in een ouwe sok belachelijk gemaakt. Sparen op een aparte Bank-Spaarrekening was veel ‘handiger, moderner en men kreeg nog rente ook’. Om het uitgeven en omzetten van geld te stimuleren werden betaalkaarten en cheques geïntroduceerd. Door de bank uitgebrachte nieuwe waardebiljetten die de consument moesten verleiden geld uit te geven dat niet in de knip zat, maar door die ‘kredietkaarten’ wel in omloop kwam en van hun tegoed werd afgeschreven.

Rente levert een salarisrekening niet meer op, storten of opnemen van je eigen geld, kóst zelfs geld, (gratis) cheques en kaarten zijn vervangen door plastic kaartjes die een ‘kredietwaardige consumens’ tegen betaling de gelegenheid geeft om aankopen en betalingen te verrichten. Overschrijven naar eigen of andere rekeningen kost geld en kan met ingang van 1 januari 2005 alleen nog (kosteloos) via telebankieren. ‘Handmatig’ gaat dit geld kosten. Vrijgesteld van deze wurgverplichting zijn consumensen ouder dan 65 jaar, dus alles vanaf ‘bouwjaar’ 1940.

De PC-privé projecten waar elke Nederlander haast gedwongen aan mee moest doen (want anders hoorde je er niet bij) hebben de Nederlandse burgers zichzelf compleet gedigitaliseerd. De pc is het persoonlijke digitale geheugen geworden, een nieuwe tussengevoegde schakel die in dienst zal komen te staan van de ‘gedachtenpolitie’ die niet alleen meer naar de mens zal kijken en zijn daden, maar naar zijn digitale geheugen, zijn elektronische DNA, zijn hardeschijf.

Het wereldwijde geldbedrog.

In verband met de scholingsavonden met Michal Langer over alternatieve geldsystemen (Gottfried Feder: Manifest tot breking van de renteslavernij van het geld) staat het volgende, omvangrijke en uitvoerig beargumenteerd artikel, dat wij iedere lezer aanbevelen, om op zich in te laten werken.

Door Prof.Dr. Eberhard Hamer, Mittelstandinstitut, Hannover.

Het grootste en meest wereldomvattende economische schandaal van deze tijd vindt door manipulaties van de geld- en valutasystemen plaats. Het geldbedrog heeft voor het eerst een globale dimensie, omdat het zich wereldomvattend afspeelt, dus door geen enkele nationale regering meer te controleren, stoppen of verhinderen, en omdat het zelfs volgens verouderde nationale wetten formeel legaal plaatsvindt. Zeker is echter, dat het geldbedrog, zoals elk ander bedrog ook niet op de lange termijn kan leiden tot verrijking van de daders ten koste van verarming van de slachtoffers, omdat geen enkel vrij geldsysteem op lange termijn kan worden misbruikt.

Volgens de geldtheorie is geld een gelegaliseerd ruilmiddel, dat ook moet dienen om waardevastheid vast te houden. De uitgave van geld was vroeger voorbehouden aan de staat. De als geld in omloop zijnde goud-, zilver,- en kopermunten waren door de staat goedgekeurd. De staat garandeerde de zuiverheid van het metaal en het gewicht van de munten, zodat men niet alleen in het binnenland, maar ook in het buitenland telkens wist, hoeveel elk geldstuk waard was. Zo waren de munten tegelijkertijd ruilmiddel en bleef de waarde constant.

De staat moest echter, om geld te kunnen uitgeven, goud en zilver hebben. Daarom was het belangrijk, dat bijvoorbeeld de zilvermijnen in handen waren van de staat (Rammelsberg bij Goslar) om op deze manier het zilver voor aanvullende munten te kunnen gebruiken. Omgekeerd wisten de burgers dat de staat slechts zo veel geld kon uitgeven, naar de voorraad edelmetaal. De edelmetaalvoorraad was dus de basis voor het in edelmetaal in omloop zijnde geld in natura.(Goudmuntstukken).

Van het reële geld naar het nominale geld.

Steeds weer hebben vorsten echter geprobeerd, om aan meer geld te komen dan ze aan voorraad edelmetaal hadden, door het aandeel van het edelmetaal bij de muntlegeringen te verminderen. Het resultaat was telkens, dat de kooplieden en de burgers het slechte geld doorgaven, het goede echter behielden, totdat iedereen op de hoogte was en het slechte geld weer omgesmolten moest worden. Goudmuntstukken waren nog tot de Eerste Wereldoorlog in omloop.

Elk gouden muntstuk had echter het nadeel, dat goud niet zo sterk kan vermeerderen, als de economie groeit, zodat dus een bepaalde deflatoire geldkrapte een sterke economische groei kon verhinderen. Daarom gingen veel landen over op indirecte goudvaluta: ze hadden een bepaalde goudvoorraad en gaven op deze basis bankbiljetten uit, die in het dagelijkse gebruik gemakkelijker waren te transporteren, gemakkelijker te tellen, en in grotere bedragen konden worden bewaard. Hun waarde berustte op het feit, dat men de biljetten altijd bij de nationale bank kon overleggen en in dienovereenkomstige hoeveelheden goud en zilver kon omruilen. Op die manier kon de staat zelfs nog meer nominaal geld uitgeven dan ze aan edelmetaal bezat, want gewoonlijk stonden weinig bezitters van biljetten op het “verzilveren” in goud. Normaliter was een goudvoorraad van minder dan 10% genoeg voor een valutaomvang van meer dan 90% aan bankbiljetten.

Het systeem functioneerde wereldwijd, omdat ook landen, die geen goudvoorraad hadden, de bezitters van hun nationale geldbiljetten een vaste omruilkoers naar andere valuta garandeerden, die hunnerzijds weer een goudkern hadden. Zolang deze omruilgarantie bestond, konden de burgers erop vertrouwen, dat ze hun nominale (papier) geld in muntwaarden konden omruilen, dat dus een indirecte geldwaarde-garantie had.

Van het geld van staatswege naar het privé geld

De beslissende stap tegen het staatsgeld was de oprichting in 1913 van het Federal Reserve System in de USA. Hoewel volgens de Amerikaanse grondwet alleen goud en zilver als wettelijk betaalmiddel golden, heeft een door privébanken opgericht kartel onder leiding van de beide grootbankiers Rothschild en Rockefeller een nieuwe centrale privé bank in het leven geroepen, die het recht had om eigen geld uit te geven dat wettig betaalmiddel werd en waarvoor – in het begin nog – de Amerikaanse centrale regering garant stond. Door deze privé bank werd na de eerste Wereldoorlog alle goudreserves van de wereld gekocht, met als gevolg, dat vele andere valuta hun goudstandaard niet meer konden standhouden, en vanwege deflatie ineenstortten (eerste wereldwijde economische crisis).

Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werd daarom in 1944 in Brenton Woods weer besloten tot een nieuwe goud-dollarstandaard. Tijdens de wereldoorlog verlangde de USA voor de betaling van de bewapening, goud van de oorlogsvoerende landen. Ook het goud van Duitsland moest als oorlogsbuit afgegeven worden. Zo bevond zich meer dan 300.000 ton goud alleen al in de USA, meer dan alle andere voorraden samen. Dit goud diende als dekking voor de dollar. Omdat echter een groter deel van de dollars in de centrale bank over de hele wereld als reserve werden bewaard, kon de USA meer dollars uitgeven dan ze aan goud hadden. De landen, overal ter wereld, hadden dollars nodig, om grondstoffen van te kopen, die alleen werden verhandeld in dollars. Naast het goud werd daarom de dollar steeds meer in andere landen de hoofd valuta reserve. De dollarheerschappij over de wereld was begonnen.

In 1971 maakte president Nixon een eind aan de inlosplicht van de dollar in goud. (Golddollarstandard) evenals de aansprakelijkheid van de staat voor de dollar. Sindsdien zijn de dollarbiljetten noch reëel, noch door goud, noch door de staat gedekt, dus een vrije private munteenheid van de Federal Reserve Bank (FED). De dollar en al het andere geld ter wereld zijn sindsdien niet meer waardevast, echter alleen nog maar gedrukt, gelegaliseerd betaalpapier.

Geld dat door goud niet gedekt is kan weliswaar wetmatig worden als ambtelijk ruilmiddel worden opgedrongen, echter niet als middel voor waardevastheid. Hier is het vertrouwen nodig van de geldbezitters, dat hun geld op de lange termijn zijn waarde blijft behouden. De koerswaarde op de lange termijn – het vertrouwen – van kwantiteitsvaluta hangt wederom alleen van de geldkrapte c.q. geldhoeveelheid af. Het probleem: Terwijl in de laatste 30 jaar de hoeveelheid aan goederen zich verviervoudigde, heeft de geldhoeveelheid zich verveertigvoudigd.
Het produceren van meer geld betekent namelijk ook altijd inflatie. En inflatie betekent geldontwaarding. Voor dit probleem werden drie wegen bewandeld:

Het Duitse bankwezen had al bij de oprichting van de Bundesbank een van de staat onafhankelijke neutrale “vierde macht” voor de Bundesbank geëist, zodat deze weerstand kon bieden tegen politieke druk met betrekking tot het misbruik van geldhoeveelheden, zodat de burger dus op de waardevastheid van het geld kon vertrouwen. Feit is, dat de Bundesbank verplicht was, de waardevastheid van de D-mark te garanderen, en was wereldwijd onafhankelijk van de staat. Dit heeft er toe geleid dat de D-mark als stabielste munteenheid ter wereld, steeds ook als geldreserve en favoriete belegging bekend stond. De meeste andere staten prefereerden een “georiënteerde kwantiteitsmunteenheid”. Zij verplichtten hun nationale banken hun geldhoeveelheden aan bepaalde doelen te oriënteren, zoals bijvoorbeeld groei, werkgelegenheid en andere. Dit gaf de nationale politiek genoeg invloedsmogelijkheden op de Nationale Bank en op het geld en heeft regelmatig er toe geleid dat het politieke misbruik dienovereenkomstige inflatie van de munteenheden heeft veroorzaakt. (Bijvoorbeeld: Frankrijk, Italië, Spanje enz.).

De meeste dictaturen uit de onderontwikkelde landen en het private Federal-Reserve-System daarentegen prefereerden een “vrije kwantiteitsmunteenheid”, dus een munteenheid, waarvan misbruik door de politiek of door de privé eigenaars van de desbetreffende nationale bank niet wettelijk beperkt werd. “Vrije kwantiteitsvaluta” heeft altijd “Vrijheid tot misbruik van geld” betekend en nooit op lange termijn gefunctioneerd. Echter vooral leiden de parallelle valuta’s, die gedeeltelijk door een onafhankelijke staatsbank op hun waarde worden gehouden – zoals de D-mark of de Nederlandse gulden – of anderzijds door afhankelijke staatsbanken of zelfs privébanken gemanipuleerd worden, tot aanzienlijke koersspanningen: Omdat de Duitse Mark door de Bundesbank relatief waardevast gehouden werd, andere munteenheden daarentegen door geldvermeerdering en inflatie steeds minder waard werden, proberen de geldhandelaars uiteraard naar hardere valuta’s te gaan, en de weke te mijden.

Zo werd de Duitse Mark in concurrentie met de dollar alsmaar sterker, ook als reserve voor economie en centrale banken in de wereld. Vooral echter werd door de “harde valuta” duidelijk, hoe week een voortdurende geldvermeerdering die geïnflationeerde privé – of staatsmunteenheden gemaakt had. De zich aan de waardevastheid van het geld verplichte Bundesbank werd zo tot stoorzender in het koor van de geldvermeerderaars en inflationisten van het wereldvalutasysteem – geen wonder, dat deze stoorzender door afschaffing van de Duitse Mark en de inlijving in een wederom meer door de politiek gestuurde, niet meer souvereine Europese Centrale Bank, uitgeschakeld moest worden.

Kohl heeft ervoor gezorgd, dat in in “kleine kring” besloten werd, dat de Duitse bevolking over het verlies van hun waardevaste geld, niet mochten stemmen ( Kohl: “Waar gaan we heen als de bevolking over zulke belangrijke dingen zelf moet beslissen”). De bevolking zou nooit vrijwillig haar solide mark hebben geofferd.

Inmiddels heeft dus geen enkele munteenheid ter wereld nog een reële waardebasis, heeft het geld zich losgemaakt van elke reële zakelijke waarde, en wordt het onbeheerst als papier nieuw gedrukt en door constante vermeerdering steeds minder waard. Dat de mensen nog steeds geloven dat het geldpapier, dat ze in hun handen hebben, een vaste waarde heeft, ligt aan het feit dat door handige manipulatie van de koersen, een schijnbare verhouding tussen de verschillende waardes wordt voorgespiegeld. Deze geldkoersen worden namelijk door precies dezelfde groepen gemanipuleerd, die ook de nieuwe geldvoorraden produceren.

In de praktijk heeft ondertussen het door de US groot-financiers gecontroleerde en het tot hun behorende Federal-Reserve-System bereikt, global player nummer 1 te zijn:

Het FED-privaatgeld is alleen al met betrekking tot de hoeveelheden in de wereld dominerend. Meer dan 75% van alle geldkwantiteiten zijn dollars. De US-grootfinanciers hebben ook de door hen gecontroleerde grondstofmarkten gedwongen, alleen in dollars te verkopen. Wie zijn olie niet tegen waardeloze dollars maar tegen euro’s wil verkopen, wordt tot terrorist verklaard (Saddam) Ook de nationale banken van de overige landen worden gedwongen, de dollars in steeds grotere hoeveelheden (Euro-Bank meer dan 90%) als muntreserve aan te nemen. De overige munteenheden, zoals bijvoorbeeld de euro, ontlenen hun waarde tot meer dan 90% aan de waardeloze, slechts door de macht en de wil van de US-grootfinanciers uitgebrachte dollars.

Ondertussen werd er zelfs op de nationale banken zachte – of harde (Zwitserland) druk uitgeoefend, hun goudvoorraden tegen dollars af te geven of “uit te lenen”. Al het goud ter wereld heeft zich daarom, net zoals tijdens de eerste wereldwijde economische crisis, wederom rond de eigenaars van het Federal-Reserve-System geconcentreerd, zodat een nieuwe goudstandaard alleen met hun goedkeuring en dictaat weer in te voeren zal zijn, zodat deze FED-eigenaren met een nieuwe vastlegging van de goudprijs (Greenspan “mogelijkerwijs tot 6000 dollar”) alleen daardoor al de slag van de eeuw kunnen slaan in geval van een geldzuivering.

De US-grootfinanciers controleren via het door hen bezitte FED het geld en de valuta van de hele wereld. De dollar is privégeld van deze financiers, dat door niemand dan slechts henzelf wordt gegarandeerd, en wordt misbruikt, vermeerderd en tot instrument van hun wereldheerschappij en als hulpmiddel voor de roof van alle belangrijke grondstoffen en goederen wordt aangewend.

Door ongeremde vermenigvuldiging van de dollar hebben de US-grootfinanciers natuurlijk onbegrensde liquide middelen, waarmee ze de hele wereld kunnen kopen. Maar ook de Amerikaanse staat kan door dollarvermenigvuldiging meer uitgeven dan ze ontvangt. Misbruik van de dollar door de hoeveelheden aan dollars te vermeerderen levert dus voor zowel de heersende financiële elite als ook de door hen gecontroleerde US-regering alleen maar voordeel op. Daardoor heeft het dollarvolume zich in de laatste 10jaren alleen maar vermenigvuldigd.

Ook zijn de schulden van de Amerikaanse staat tegenover het buitenland zich drastisch hoger geworden. De USA laat zich dus in steeds grotere omvang door de hele wereld goederen bezorgen tegen waardeloze dollars.

Dat deze ongeremde vermeerdering van dollars niet allang tot de val van de dollar heeft geleid, en tot afwijzing van de klanten, is te danken aan een uitgekiende regie en afpersing: De US-grootfinanciers en de Amerikaanse regering dwingen sinds jaren economisch en politiek de belangrijkste nationale banken (Eurobank, de nationale banken van Japan, China e.a.) de dollars te verzamelen, die voortkomen uit leveringen van goederen van hun burgers. De munteenheid van de satellietstaten worden dus steeds meer ten gunste van de dollar omgeruild. Met andere woorden: die valuta verliezen dus ook ook alle waarde. Daarmee zit dus iedereen in dezelfde geldontwaardingsboot: de veroorzakers van de geldvermeerdering in New York en Washington en hun helpers bij de centrale banken van de satellietstaten.

Daarmee echter heeft de schuldenaar USA alles zelf in de hand, hoe sterk het door middel van officiële waardevermindering van de dollar uiteindelijk zijn schuldeisers kan verarmen –bedriegen- en op hun kosten schuldenvrij maken. Elke waardevermindering van de dollar zal vooral het buitenland, dat inmiddels 80% van alle dollars bezit, armer maken. De schuldenaar USA staat het vrij, hoe sterk de schulden worden gedevalueerd en zo zijn schuldeisers wil bedriegen.

Het publiek wordt ondertussen met gemanipuleerde koersen gesuggereerd alsof het vermenigvuldigde geld nog steeds een solide koerswaarde zou bezitten. Zouden de geldbezitters echter weten dat ze eigenlijk alleen maar papiergeld in handen hadden, dat afhankelijk is van de manipulaties, misbruik, de macht en doelen van de US-groot-financiers, dan zou de omloopsnelheid van het geld sterker stijgen, omdat men het geld kwijt wil, en men zal daarom vluchten in het aanschaffen van goederen, met als gevolg een dramatisch stijgende tot “galopperende” inflatie. Daardoor zouden ook de waardevastheden voor de burgers (zoals pensioenen, aandelen, fondsen e.a.) bij een nieuwe (tweede) beurscrash volledig in het niets oplossen, en zullen hele branches uit de financiële wereld en – dienstverlening wegens deze geldontwaarding ineenstorten, zodat een geldzuivering onvermijdelijk is.

Nog steeds echter, wordt de illusie van de geldwaarde ondanks dramatische inflatie door de dwang van een wettelijk betaalmiddel kunstmatig in leven gehouden. Profiteurs van dit systeem zijn niet alleen de US-grootfinanciers, maar ook de collaborerende centrale banken, waaronder bijvoorbeeld de Europese Centrale Bank, de Bank of Japan en anderen. De presidenten van deze banken weten precies, hoe waardeloos de dollar ondertussen is, steunen echter nog de wettige illusie van de betaalmiddelfunctie van de dollar, en hebben zelfs uit politieke overwegingen gezwegen en de eigen munteenheid bijna door dollars laten omruilen als reserve, dus daarom praktisch hun eigen munteenheid net zo waardeloos gemaakt.. Zou er een geldzuivering komen, dan zou de Eurobank alle (markt)waarde verliezen. Het goud – ook het Duitse (Nederlandse) goud – is waarschijnlijk alleen nog maar als papieren schuldbekentenis aanwezig, echter niet meer als reëel goud. Al het geld is in het bezit van de FED, dus tijdens een crash niet meer aan te komen. Het systeem leeft ervan dat over misbruik niet gediscussieerd en niets openbaar gemaakt wordt.

Feit 1: De belangrijkste munteenheden (dollar, yen, euro) zijn zo onbeheerst vermenigvuldigd en staan zo op losse schroeven, dat ze geen enkele waardevastheid meer kunnen bieden voor de burgers.

Feit 2: Ook de ruilfunctie van de diverse valuta wordt door manipulatie en bedrog via een zogenaamde – maar niet bestaande – koerswaarde kunstmatig in stand gehouden en is allang niet meer echt.

Feit 3: Het privaatgeld (dollar) van de US-grootfinanciers is allang losgeweekt van reële waarde (goud) en heeft dus niet alleen zijn waardevastheid verloren, echter draait ook de wereld nog eens een rad voor ogen als het gaat om koersmanipulaties of geldvermeerdering. Alleen door de macht van de US-grootfinanciers wordt nog kunstmatig het “vertrouwen” aan de wereld in de dollar gesuggereerd.

Hetzelfde is het gesteld met de aandelen. Ook de meeste aandelen vertegenwoordigen geen substantiële waarde. Wie tijdens de grote aandelenhausse geloofde, veel gewonnen te hebben, kreeg tijdens de aandelencrash de harde les dat behalve een papieren waarde, er geen waardevastheid aan was verbonden. Winst en verlies in het beursspel zijn slechts gebaseerd op hoop, niet op waardevastheid van bijvoorbeeld goederen of goud. Zo is het ook met geld. De enige waarde is het papier. Al het andere is hoop in het vertrouwen op de corrupte, en tegelijkertijd sterkste financiële markten ter wereld.

Met papiergeld naar het goederenkapitaal.

Zouden de marktdeelnemers weten, dat ons geldsysteem alleen nog maar samenhangt met het privaatgeld dollar, dan zouden de mensen hun geldvertrouwen verliezen, en hun geld niet meer als belegging beschouwen, maar door geldontwaarding hun vlucht zoeken in het goederenkapitaal.

Precies dit doen de daders achter het FED: ze kopen met het steeds maar minder waard wordende geld sinds decennia al het goederenkapitaal op wat ze maar te pakken kunnen krijgen: grondstoffendepots, industriecomplexen, onroerende goederen en elke ook maar enigszins intacte buitenlandse firma, al dan niet door middel van vijandige overnames tot bijna elke prijs. En niet alleen de US-grootfinanciers verzamelen grootkapitaal van over de hele wereld, ook de Amerikaanse staat importeert voor “Fiat-money” (gedrukt, eigenlijk waardeloos geld) sinds jaren meer goederen, als ze kunnen betalen, en bouwt daarmee onbegrensd schulden op in het buitenland – zolang de buitenlandse aandeelhouders nog aan de waarde van de dollar geloven of met politieke chantage gedwongen kunnen worden, de corrupte dollars in hun reserves aan te nemen.

Met behulp van goederen naar monopolies

De achter de FED staande players hebben op deze manier door doelgerichte marktpolitiek hele marktsegmenten met hun corrupte dollars opgekocht, en zo tot marktmonopolies cq oligopolies ontwikkeld. Diamanten, goud, koper, zink, uranium, telecommunicatie, glasvezelnetten, gedrukte – en televisiemedia, voedingsmiddelen (Nestlé, Coca-Cola), grote delen van de wapenindustrie en de luchtvaart enz.

Op dit moment probeert men monopolies te verwerven met behulp van de gen-manipulatie. Dieren en planten, van wie de genen zijn gemanipuleerd, zijn zelf onvruchtbaar. Wanneer men dus de genmanipulatie op grote schaal kan doorzetten, dan moeten alle boeren van een firma met een patentmonopolie het zaaigoed afkopen, voor een door hen vastgestelde prijs, zodat de boeren hun eigen geoogste graan niet meer kunnen gebruiken als gewas.

Een ander “monopoliespel” speelt zich op dit moment af op de suikermarkt: de EU heeft haar suikermarkt door eigen marktordening geregeld, om de boeren de bietensuikerproductie de garanderen, die nodig is voor hun bestaan. Bietensuiker is echter duurder dan het in de tropen groeiende rietsuiker van het US-kartel. De tot de US-grootfinanciergroep behorende firma’s Nestlé en Coca-Cola verlangen gezamenlijk met de van hun afhankelijke politici en wetenschappers een “liberalisering van de suikermarkt” en voeren dit door via internationale commissies (GATT, Mercosur). Zodra deze liberalisering is doorgezet, houdt het dure bietensuiker niet meer stand tegen het goedkopere rietsuiker, en stort de Europese suikermarkt ineen en wordt de suikermarkt – in het begin goedkoper, naderhand echter duurder – door het door de US-grootfinanciers beheerste rietsuikerkartel overspoeld.

Met welke criminele methodes de US-grootfinanciers daardoor hele branches in handen krijgen, bewijst het voorbeeld Primacon: deze kabelnetexploitant opereert zeer lucratief, staat echter al langer in het vizier van de US-grootfinanciers. (Telecommunicatie-monopolisering).
Deze heeft daarom eerst in de raad van bestuur van Primacon geïnfiltreerd, en hun een krediet met meer dan 30% rente op jaarbasis opgedrongen, zodat de eigenlijk goed lopende firma vanwege rentelasten in moeilijkheden geraakte en volgens de mening van de US-bank “nu spotgoedkoop en rijp voor overname” werd. Het spel bevindt zich op dit moment in de laatste ronde.

Een vergelijkbaar spel heeft een vertegenwoordiger van de US-grootfinanciers, Ron Sommer, met de Duitse Telekom geprobeerd te spelen. Het US-kartel verzamelt alle telecommunicatie-maatschappijen, om ze wereldwijd te monopoliseren. Sommer heeft daarbij een kleine Amerikaanse firma van de Telekom voor de dertigvoudige prijs (30 miljard US-Dollar) van de US-grootfinanciers gekocht, zodat hij uit eigen vermogen van de Telekom deze kon opkopen. De tweede stap was, de Telekom aandelen goedkoop te maken, zodat de US-investor er goedkoop aan kon komen. In dit spel is Ron Sommer echter over zijn grenzen gegaan en gestrand. Dit zal echter het kartel er niet van weerhouden, de overnameplannen te staken. Privatisering en aankoop van de Telekom gaan planmatig verder.

Hetzelfde spel voltrekt zich op de wereldenergiemarkt, in Duitsland blijkbaar met EON en RWE (twee grote energieconcerns in Duitsland, HvF), waarbij de US-grootfinanciers al eigen vertrouwenspersonen in de voor de overnamekandidaten beslissende banken en raden van bestuur, heeft laten infiltreren. Over 20 jaar willen de US-grootfinanciers ook al het water van de wereld – volgens uitspraken van hun vertegenwoordiger Brzezinski – gemonopoliseerd hebben.

Door het bezit van goederen naar een geldzuivering.

Schat men het “spoorboekje” van de wereld-grootfinanciers goed in, dan zal de geldhoeveelheid net zolang worden vermeerderd en gedevalueerd, totdat alle belangrijke (onroerende) goederen overal ter wereld zijn opgekocht en gemonopoliseerd. Ze zijn slim genoeg om te weten, dat hun geldvermeerdering niet onopgemerkt blijft en dat ooit het vertrouwen in de gedevalueerde dollar zal verdwijnen. Een vertrouwenscrisis is de laatste dwangmatige stap voor een geldzuivering.

Hiervan profiteren echter zowel de grootfinanciers als de USA.

De grootfinanciers zijn hun corrupte dollars kwijtgeraakt en hebben daar ruimschoots veel waardevolle goederen voor teruggekregen, dus van een geldzuivering hebben zij geen last meer. Met andere woorden, door middel van hun waardeloze dollars hebben ze waardevol vermogen verkregen. Omdat ze op vele terreinen inmiddels monopolies hebben afgedwongen, kunnen ze zelfs de wereld op elke gewenst moment met monopolieprijzen in het gareel houden en naar zich toe trekken. Belastingen zijn dan niet meer de inkomstenbron van deze wereldheersers, maar winsten uit monopolies. Niemand kan hun beletten, de prijzen voor goud, diamanten, koper, zink, ijzererts, zaaigoed of energie met 10,20 of 30% te verhogen en op deze manier de gehele wereldbevolking door middel van buitengewone heffingen naar zich toe te trekken; nog nooit waren ze voor de wereldbevolking zo gevaarlijk als nu

Sluw genoeg hebben de US-grootfinanciers de corrupte dollars overwegend naar het buitenland gesluisd. Meer dan drievierde van de totale dollarvoorraad bevindt zich niet meer in de USA., maar in de satellietstaten. De USA hebben zich namelijk in de afgelopen jaren steeds meer in de schuld gestoken tegenover het buitenland. Het buitenland leverde goederen (voorwerpen van waarde), kreeg daarvoor echter waardeloze dollars terug. Alle centrale banken zitten vol met dollars. Worden deze plotseling gedevalueerd, dan lopen meer dan drievierde van de centrale banken, gewone banken, staten en marktdeelnemers buiten de USA, schade op. Dan wreekt zich het feit dat de centrale banken hun goud voor corrupte dollars hebben omgeruild. Keldert de dollar dus, dan gebeurt dit automatisch ook met de munteenheden van de satellietstaten, die ook als basis de dollar hebben.

Door middel van geldzuivering naar een wereldmunteenheid.

Greenspan heeft in een rede onvoorzichtigheidshalve geuit, dat “uiterlijk in 2007 een dollar-correctie zal plaatsvinden en dat het misschien zinvol is om de dollar en de euro tot een nieuwe “wereldmunteenheid” te kunnen verenigen”.. Dat klinkt logisch in de visie van de US-grootfinanciers, want tot hoogstens 2007 is het misbruik van de dollar nog vol te houden, tot dan zou het vertrouwen in de dollar nog kunnen blijven bestaan. Iets zal hoe dan ook in de komende tijd met de dollar gebeuren. Zou de dollar dan met de euro tot één munt worden verenigd, dan zouden daarmee voor de US-grootfinanciers belangrijke doelen worden bereikt:

Een nieuwe munteenheid biedt de mogelijkheid, de oude schulden te verminderen en daarmee de schuldeisers, die nog oude valuta hebben, dienovereenkomstig blut te maken. Wanneer eenmaal een nieuwe euro-dollar 20 oude dollars of 15 euro’s waard is, dan zijn de oude munteenheden overeenkomstig gedevalueerd en hebben de schuldeisers met hun oude valuta niets meer. Vooral echter is hiermee ook de USA van een groot deel van haar schulden verlost: Hun huidige schuld in het buitenland van 5200 miljard dollar zou bij een 50% devaluatie slechts 2600 Miljard euro-dollar bedragen. Geruïneerd zijn zullen ook alle bezitters van de oude dollars, van wie hun voorraden van 50% of zelfs 90% minder waar zullen zijn. Dit geldt in het bijzonder voor de centrale banken van China, Japan en Europa, met hun hoge dollar-reserves. (Het hoofddoel van de US-grootfinanciers is echter, om op deze manier een wereldmunteenheid te creëren, waarover zij dan wederom zelf heersen. In een euro-dollar systeem zou automatisch het Federal-Reserve-System een meerderheid hebben. Uitverkoren daarbij is de BIB (de bank voor internationale betalingen), een private organisatie van wie hun aandelen voor het merendeel al in het geheim zijn gekocht door de US-grootfinanciers. Zou de BIB dus de nieuwe centrale bank van Europa worden (van de euro-dollars dus), dan zijn toevalligerwijs weer de zelfde privé-eigenaren hoofdeigenaren van deze nieuwe centrale bank, die voorheen ook eigenaar waren van de FED. Ze zouden dan hetzelfde spel van de vrije gelduitgave naar eigen inzicht spelen, zoals ze dat ook met het Federal Reserve System hebben gedaan. Een nieuw systeem zou de oude daders ween een nieuwe munteenheid bezorgen, en daarmee het nieuwe spel met de euro-dollar 20 tot 30 jaar veroorloven.

Van het aan de kaak stellen van dit geldbedrogsysteem zal voorlopig niemand wakker komen te liggen. Men zal dit afdoen als “samenzweringstheorie” of als “anti-Amerikanisme”, of men verhindert simpelweg dergelijke onthullingen openbaar te maken, want de US-grootfinanciers bezitten ook wezenlijke delen van de gedrukte- en televisiemedia, overal op de wereld.

Voor zover van buitenaf herkenbaar, hebben de US-grootfinanciers oorspronkelijk alleen als doel gehad, de dollar te beheersen en daarmee de US-markt naar eigen goeddunken te kunnen manipuleren. Voor dit doel diende het private centrale banksysteem FED. Toen president Kennedy met een wet kwam, die voorzag in de nationalisering van dit systeem, dus eigendom van de staat maken, stierf hij een plotselinge dood. Steeds wie het waagde, zich te bemoeien met de privémogelijkeheden van de grootfinanciers, verloor daarbij vermogen of leven.

Wanneer wij een dergelijk misbruik van het wereldgeldsysteem ten gunste van private grootfinanciersgroepen en überhaupt misbruik van geldvoorraden willen verhinderen, dan moet elke munteenheid tegen elk openbaar – of privaatmisbruik, voor elke deflatoire – of inflatoire manipulatie worden beveiligd.

Dit is zeker niet te verwezenlijken, wanneer men de valuta overlaat aan de grootfinanciers. Ze zullen de mogelijkheid tot misbruik weer aanwenden en weer tot eigen voordeel met geldvermeerdering, de wereld bedriegen en uitbuiten.

De komende geldzuiveringen bieden eenmalige kansen, de veroorzakers van deze manipulaties en hun misbruik te brandmerken en daarmee onder algemene instemming een centraal bankensysteem in het leven te roepen, dat noch door regeringen, noch door grootfincanciers te beïnvloeden valt. Dit zou de kans van de eeuw zijn.

Dit onafhankelijke systeem zou vooral door de grootfinanciers kunnen worden verhinderd, die al via de BIB de seinen op groen hebben gezet voor een nieuwe overname van de volgende centrale bank. Daarom is voorlichting enorm belangrijk, om de bevolking, economie en politiek, van het gevaar van het monokapitalisme op de hoogte te brengen.

Upstallesbâm & Geding

In de Duitse deelstaat Niedersachsen, ongeveer drie kilometer ten westen van de stad Aurich, ligt het dorpje Rahe. Op een half hoge wierde (een oude grafheuvel) in het Brookmerland werd eeuwenlang recht gesproken bij de Upstallesbâm (Opstalboom). Op de eerste volle maan na Ostara (ook wel het lentebegin genoemd) werden de afgevaardigden gekozen van de Zeven Vrije Friese Landen.

Zeven dagen na volle maan en hun verkiezing kwamen zij op de eerstvolgende dinsdag bijeen om onder de Upstallesbâm recht te spreken, een gerechtsdag – (ge)Ding/s-dag. Onder de eik werden zaken besproken die recht moest brengen, vrede bewaren en al wat te maken had om de eigen vrijheid te verdedigen. De wierde waarop de eik stond lag op een afgebakend grondgebied. Een symbolische lage aarden dam welke het terrein als wal af-schermde was beplant met struiken en palen, het rechts-gebied was op deze wijze letterlijk afge-damd en be-paald.

De benaming Upstalles staat voor een afgebakend, gemeenschappelijk gebied dat als verzamelplaats diende, waar bijeenkomsten gehouden werden en waar het gezamenlijke vee bijeengehouden werd, de bâm stond voor boom of paal waaraan/waaromheen het volk en/of het vee zich schaarde, c.q. gebonden werd.

In 1833 werd op de plaats van de Upstallesbâm uit zwerfkeien een piramide opgebouwd. (foto: Wikipedia)

Kamp Auschwitz – 1919/1921

Afbeeldingsresultaat voor Auschwitz I"

Anders dan algemeen en voor absolute waarheid aangenomen wordt kent het in Polen liggende kamp Auschwitz een andere start en heeft het verrassend andere wortels. Niet de Duitsers maar de Amerikanen hebben dit kamp in de nadagen van de Eerste Wereldoorlog opgezet als quarantaine-, en krijgsgevangenkamp dat eveneens dienst deed als vluchtelingenkamp. De voornaamste reden voor het opzetten van dit kamp in de plaats Oświęcim (Oswiecim) zoals ze in het Pools genoemd wordt was de bestrijding van de toentertijd heersende Tyfusepidemie.

Wat vooraf ging

Het grondgebied van Polen was in de jaren voorafgaand aan de Franse Revolutie meerdere malen herverdeeld. Het land was in de jaren 1792, 1793 en 1795 onder Russisch, Oostenrijks en Pruisisch bestuur gebracht en had het land effectief opgehouden te bestaan. Het was keizer Napoleon Bonaparte die natijd een deel ervan als Hertogdom Warshaw herschiep (1807-1815) waarna het na de Congressen van Wenen (1815) tot een personele unie met Rusland gebracht werd onder de naam Congres Polen. Na oproer en opstand verloor Polen in 1831 haar relatieve zelfstandigheid en zelfbeschikking en werd min of meer bij Rusland ingelijfd. Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog streden Poolse eenheden binnen het Habsburgse (Oostenrijkse) leger onder aanvoering van maarschalk Jozef Pilsoedski tegen de Russische troepen aan het oostfront. Op 6 augustus 1914 zetten Pilsoedski’s eenheden vanuit het relatief autonome Galicië de aanval in op het Russische deel van Polen. In 1916 leidde dit onder supervisie van het Duitse Keizerrijk (t/m 1918) tot de vorming van het Regentschapskoninkrijk Polen. Pilsoedski greep de nederlaag van de Centralen en de wapenstilstand van 1918 aan om de onafhankelijkheid uit te roepen waarmee het Regentschapskoninkrijk Polen werd opgeheven. Na de wapenstilstand van 1918 werd door de grootmachten bepaald dat uit het voormalige Duits- en Oostenrijks Polen, samen met Russich-Polen een nieuwe staat werd gevormd. Niet instemmend met de Oostelijke landsgrens die in eerste instantie gelijk gesteld werd met de Curzon-linie trok Pilsoedski ten strijde tegen Rusland. Een Groot-Poolse staat ontving in zekere zin geallieerde ondersteuning, een katholieke bufferstaat in het oosten was in geopolitiek belang van de geallieerden. Het sinds 1914 door oorlog, honger, dood en ellende geplaagde land beleefde geen vrede maar werd in een nieuwe strijd geworpen die uiteindelijk tot 1921 voortgezet zou worden.

Gedurende deze strijd werden in maart 1919 de ‘Grote Vier’ (zoals de overwinnende geallieerde grootmachten aangeduid werden) door de Engelse minister van buitenlandse zaken Lord Curzon erop gewezen dat met name in het Oosten zoals Polen, Oekraïne, Servië, Roemenië en andere oostelijke staten geteisterd werd door een snel naar het westen verspreidende Tyfus epidemie. Steden als Wenen, Krakau en Boedapest werden reeds door deze door luizen verspreidde epidemie belaagd, miljoenen Oost-Europeanen werden hierdoor bedreigd en sloegen op de vlucht richting het westen.

Op 29 mei 1919 verklaarde de nieuwe Poolse minister van gezondheid Dr. Thomas Janiszweski dat er een Cordon Sanitaire ingesteld werd van de Baltische staten t/m de Middellandse Zee om zo de epidemie te stuiten. Op dat moment waren in Polen naar schatting meer dan een miljoen mensen met Tyfus besmet en vielen er wekelijks honderdduizenden slachtoffers door de epidemie die zich als een woudbrand naar het westen verplaatste. Het plan van Janiszweski kwam er op neer dat personen die met tyfus (of andere ziekten) besmet waren geïnterneerd en afgezonderd moesten worden. Grondig gereinigd, ontsmet en geschoren, dat hun kleding ontluisd en gedesinfecteerd diende te worden (zo nodig vervangen) en zolang in quarantaine gehouden moesten worden totdat zij geen bedreiging meer voor de volksgezondheid vormden en met een ‘Certificate of Delousation’ ontslagen werden.

Generaal John J. Pershing bevelhebber van het AEF (American Expedition Force) welke op de nominatie stond om naar de USA terug verscheept te worden kreeg op 25 juni 1919 van president Woodrow Wilson het bevel deze taak op zich te nemen. Pershing droeg Colonel Harry L. Gilchrist van het Army Medical Corps op zich bij Dr. Thomas Janiszweski te melden en de strijd tegen de tyfusepidemie in Polen op zich te nemen. De Gilchrist-eenheid werd de American Polish Thypus Relief Expedition (APTRE) later hernoemd tot  American Polish Relief Expedition (APRE) met haar hoofdkwartier in Warshaw.

Door haar uitstekende spoorwegverbindingen werd de op vijfenzeventig kilometer van het in Krakow gesitueerde Bacteriologische Laboratorium liggende plaats Oświęcim als meest geëigende plaats voor het ‘Quarantine and Refugee Station’. Haar gunstige ligging vanwege de vele omringende ruime landerijen welke uitermate geschikt waren voor de noodzakelijke voedselvoorziening was ook een belangrijk punt. Daarnaast konden de krijgsgevangenen direct ingezet worden bij teelt en oogst en zo de lasten die Polen daardoor te dragen had te verlichten. Medio augustus 1919 werd Kamp Auschwitz operationeel en ontving het gemiddeld 5.000 tot 6.000 personen per dag, voor het merendeel krijgsgevangenen. Foden sterilizer hand

Uit Amerikaanse, Engelse, Franse en Duitse militaire voorraden werden grote aantallen stoom-sterilisatoren, autoclaven en mobiele badinstallaties aangeleverd. De Foden-Tresh stoom-sterilisator, al dan niet mobiel/door paardentractie of gemotoriseerd voortbewogen, maakte vast onderdeel uit van de enorme hoeveelheid benodigde ontluizingsapparatuur.

Krijgsgevangen Bolsjewieken die nauwelijks gekleed en slecht gevoed waren stonden met graagte hun schamele en van luizen vergeven bovenkleding af in ruil voor ondergoed, zeep en schoeisel uit Amerikaanse legervoorraden. Samen met het ontvangen aardappelrantsoen verdween de kledij gedurende een half uur in de stoom-sterilisatoren waarna luizen vernietigd en de aardappels gaar in ontvangst genomen werden.

WW1_US_DELOUSINGvehicle

Delousing Bolsjewists 1919

We have found lately that the Bolsheviks have taken to putting patatoes in the pockets of their clothes as they go in the sterilizers – on getting back their sterilized clothes they have naturally enough fine boiled patatoes. This is quite a popular way of getting them to [have] to clothes sterilized. The Q.M. (Quarter Master) passes out each man his raw potatoe (sic) ration, and there is always a line up now at the machines ”

De met papiersnippers gevulde slaapzakken werden geregeld met dieseldamp gereinigd, het zand in de barakken op gezette tijden verschoond terwijl het ongedierte in de barakken zelf onder supervisie van de Zweedse arts Vamos met cyanide werd vergast. Het uitvoerende personeel moest speciale gasmaskers ophebben van het type “Drägerwerke Lübeck” dat ook een kleine zuurstofcilinder bezat omdat het dodelijke gif niet goed gefilterd kon worden. Kleine hoeveelheden HCN waren al dodelijk. Al eerder was Sulphuric Acid en Sodium Cyanide gebruikt. Het ongedierte in de gebruikte treinstellen en wagons werd in afgesloten tunnels door vergassing onschadelijk gemaakt. Aan het einde van 1920 zat het werk van de American Polish Relief Expedition erop en op 4 januari 1921 werd de eenheid van haar taak ontheven en officieel opgeheven.

In september 1939 viel het Duitse leger Polen binnen om halverwege november haar campagne te staken. Na vijf maanden werd op 1 april 1940 het kamp Auschwitz officieel als gevangenenkamp voor het Duitse leger opgeleverd. Met de komst het eerste gevangenentransport van dertig Duitse criminelen die op 20 mei 1940 arriveerden werd Auschwitz opnieuw gebruik genomen.