Home » Columns » De Grynszpan affaire (3)

De Grynszpan affaire (3)

Glas, Gebroken, Fragment, Splinter, Trincado, RedOp 7 november 1938 vermoordde de 17-jarige tiener Herschel Feibel Grynszpan in Parijs de Duitse diplomaat Ernst Eduard vom Rath. De aanslag en het overlijden van Vom Rath wordt als startpunt aangeduid van de door de NSDAP gesanctioneerde geweldsnacht tegen de Duitse burgers van Joodse komaf. De Pools-Joodse achtergrond van de in het Duitse Hannover geboren Grynszpan speelde in deze aanslag zeker een rol van betekenis.

In deze Kristallnacht van 9 op 10 november 1938, zoals deze later is benoemd, werden 178 synagoges en ca. 7.500 Joodse bedrijven c.q woonhuizen aangevallen, beschadigd en vernield. Een gruwelnacht waarbij eveneens 93 mensenlevens te betreuren waren. In de geschiedschrijving werd de moord op Vom Rath zowel door de NSDAP alsook door de Zionistisch georiënteerde Joodse gemeenschap aangegrepen om zowel de vermeende Joodse rol in het ontbranden van WOII alsook de Jodenvervolging in Duitsland propagandistisch aan de kaak te stellen en te benadrukken.

Geschiedschrijving is geen absolute wetenschap, daarnaast is absolute waarheid in deze een absoluut onbestaanbare werkelijkheid. Niet in de laatste plaats om het feit dat het de overwinnaars zijn die de geschiedenis (her)schrijven en de beelden (ver)vormen. Het gezegde “Truth is in the eye of the beholder” geeft aan dat wat we denken te zien en geloven het resultaat is van onze perceptie en interpretatie.

Op zondag 30 oktober 1938 werd de zeven maanden eerder dat jaar, op 31 maart, aangenomen wet van kracht waarin de Poolse regering Poolse Joden de toegang tot het land en het recht zich te her-vestigen ontnam als zij langer dan vijf jaar hun domicilie in Duitsland en Oostenrijk hadden. Hiermee werden ca. 50.000 in het buitenland woonachtige Poolse Joden de toegang tot het land ontzegd, waaronder de in Hannover woonachtige Pools Joodse kleermakersfamilie Grynszpan. In april 1911 waren Sendel Grynszpan en zijn vrouw Ryfka Silberberg Grynszpan vanuit Russisch Polen naar het Duitse Hannover verhuisd. Hun kinderen Esther Beile (Berta), Markus en Herschel kwamen in Duitsland ter wereld.

De aanname en het in werking treden van de antisemitische wet door het Poolse parlement zorgde eind oktober 1938 voor een haastig opgezette Duitse tegenmaatregel die erop gericht was om zoveel mogelijk Poolse Joden voor het in werking treden van deze wet over de Duitse rijksgrens te zetten. Op donderdagavond 27 oktober 1938 kreeg het gezin van Sendel Grynszpan een SiPo-beambte (Sicherheits Polizei) aan de deur die hen opdracht gaf mee te komen naar het politiebureau om hun paspoorten te tonen. Onder zijn begeleiding werden allen naar het politiebureau gebracht. Daar vandaan werd het gezin Grynszpan de volgende dag, vrijdag 28 oktober, samen met alle overige opgebrachte Poolse Joden met politiebusjes naar het concertgebouw aan de Leine in Hannover gebracht dat als tijdelijke verzamelplaats diende. Daar aangekomen werd elk een uitzettingsbevel overhandigd waarin aangegeven dat men voor 30 oktober Duitsland moest verlaten en dat men de grens werd overgezet. Voorafgaand aan de reis heeft Berta onder SiPo begeleiding tijdens een kort bezoek aan het ouderlijk huis een koffer met het meest noodzakelijke voor de reis kunnen inpakken. Met politiebusjes werden de mensen naar het station gebracht waar ze op de trein gezet werden naar de Poolse grens waar ze op zaterdagochtend 29 oktober door Duitse troepen bij de plaats Bentschen over de grens gezet werden.

Door de Duitse actie overvallen verleenden de plaatselijke autoriteiten in eerste instantie doorreis aan de eerst aangekomen transporten. Op overheids instructie werd naderhand enkel doorreis verleend als aangetoond kon worden dat vrienden, familie etc. zich bereid verklaarden zorg te dragen voor onderdak en verpleging. Alle overigen werd tot nader order voorlopig het recht ontzegd zich vrij te bewegen c.q. verder te reizen. Het 4000 inwoners tellende Bentschen werd door de Duitse bliksemactie volledig verrast en was niet toegerust op de plotselinge instroom van duizenden mensen. Van het ene op het andere moment veranderde de kleine plaats in een openlucht vluchtelingkamp. In allerijl werden overal waar mogelijk opvangplaatsen gerealiseerd in schuren, barakken, scholen en stallen, etc. Nadat de familie Grynszpan op 29 oktober 1938 in Bentschen aangekomen was stuurde Berta een briefkaart naar Herschel en familie in Parijs waarin zij de uitzetting van de familie naar Polen beschreef. Op donderdag 3 november 1938 ontving Herschel deze kaart.

Bijzonder te noemen is dat niet zozeer de zwaar antisemitische Poolse wetgeving media aandacht kreeg maar juist de Duitse tegenactie. In de vergiftigde politieke sfeer die al sinds de eerste Wereldoorlog in Europa heerste over schuld & oorzaak van de mensenslachting was het eerder schering en inslag dat elk voorval aangegrepen werd om voor de eigen propagandakar gespannen te worden. De aanslag in Parijs door Grynszpan op Vom Rath enkele dagen na de Polenaktion werd zowel door de NSDAP als door de Zionistisch Joodse beweging aangegrepen en voor eigen doeleinden gepolitiseerd. Uit politiek gewin werd (en wordt ook vandaag de dag onveranderd) elke waarheid die publicitair voordeel oplevert ontkend, bevestigd, verlogen en verdraaid om woede, haat en medelijden te genereren.

Op 4 november 1938 stond ook in de Jiddische krant Haynt (Journée Parisienne) in Paris te lezen wat zich aan de Poolse grens had afgespeeld. Wat en of zich aan de hand daarvan binnen de familie Grynszpan in Parijs heeft afgespeeld is niet duidelijk, wel duidelijk is dat Herschel besloot onder te duiken en een kamer nam in Hotel de Suez, een goedkoop hotel aan de Boulevard du Strasbourg. Daarvandaan vertrok Herschel in de ochtend van 7 november 1938 richting Duitse ambassade om zijn moordplan uit te voeren. Dat hij van plan geweest zou zijn om uit wraakzucht de Duitse Ambassadeur te vermoorden of een willekeurig andere Duitse diplomaat zoals gesuggereerd en voor enige absolute waarheid is geponeerd, is eerder een politiek correcte waarheid op basis van een opeenstapeling van halve waarheden, leugens en verdichtsels. Vom Rath was het tevoren beoogde en bedoelde slachtoffer en is zijn dood en in wezen ook het overlijden van Grynszpan het tragische resultaat van een kortstondige dramatische verbinding met een verboden erotisch-politieke lading.

Rond vijf over half tien op de ochtend van de zevende november 1938 meldde Herschel Grynszpan zich aan de poort van de ambassade waar hij doorverwezen werd naar de portiersloge waar hij te woord gestaan werd door de vouw van de portier. Deze verwees hem door naar de ambassadebode Wilhelm Nagorka. Herschel vertelde hem dat hij belangrijke documenten in zijn jaszak had die hij absoluut persoonlijk wilde overhandigen aan de/een secretaris. Nagorka meldde Grynszpan aan bij Vom Rath en liet deze binnen. Enkele minuten later hoorde Nagorka lawaai en geschreeuw uit de richting van de werkkamer van Vom Rath die bloedend naar buiten de gang op was gekomen. In de kamer trof Nagorka Grynszpan stokstijf staand en zonder wapen dat hij van zich af geworpen had in de kamer.

Kort nadat Nagorka was vertrokken had Grynszpan zijn wapen uit zijn jaszak gehaald en van dichtbij leeggeschoten op Vom Rath. Van de vijf afgevuurde kogels trof een het borstbeen en troffen de andere vier doel in het onderlichaam. Vom Rath overleefde in eerste instantie de aanslag en werd met spoed naar het ziekenhuis gebracht waar zijn kapotgeschoten milt verwijderd moest worden. Verder was hij in zijn maag en alvleesklier getroffen. Uiteindelijk blies hij op negen november om 17.30 uur zijn laatste adem uit. Gezien de strenge voorzorgsmaatregelen en de ingestelde procedures (politiebewaking van de Duitse ambassade door Frankrijk en de strikte voorschriften op de ambassade en formele omgangsvormen) die het voor elke willekeurige bezoeker onmogelijk maakt zich zonder verdere plichtplegingen toegang te verschaffen laat staan onbelemmerd toegelaten te worden in het werkvertrek van de Legatiesecretaris – zeker als men de bijzondere tijd van toen in gedachten neemt kan het niet anders zijn dan te concluderen dat Grynszpan en Vom Rath elkaar kenden. Ook de houding en opstelling van de portiersvrouw alsook van de ambassadebode ten opzichte van Grynszpan sterken deze lijn dat ook zij geen onbekenden van elkaar waren, c.q. het niet verwonderlijk was dat een 17-jarige tiener op bezoek kwam bij de 29-jarige legatiesecretaris. Beiden hadden een contact en verbinding welke tot buitenproportionele grootte uit verband gehaald is en in een volledig andere context is geplaatst.

Het vervolg valt te lezen op De Grynszpan affaire (4) Slot.