Home » Geschied-en-is » De slachting van Katyn 1940

De slachting van Katyn 1940

In de periode van 28 tot 30 april 1943 heeft een commissie, bestaande uit vooraanstaande vertegenwoordigers van gerechtelijke medici en criminologen der Europese universiteiten en andere professoren van medische faculteiten, de massagraven van de Poolse officieren in het bos van Katyn onderworpen.

Medisch rapport over de massagraven te Katyn, getekend door twaalf hoogleraren

De kort geleden ter kennis van de Duitse autoriteiten gekomen ontdekking van massagraven van Poolse officieren in het bos van Katyn bij Smolensk heeft de Reichsgesundheitsführer Dr. Conti, aanleiding gegeven, deskundigen uit verschillende Europese landen uit te nodigen de plek van de vondst bij Katyn te onderzoeken om bij te dragen tot de opheldering van dit unieke geval. De commissie heeft persoonlijk enkele Russische inheemse getuigen verhoord, die o.a. bevestigden, dat in de maanden Maart en April 1940 bijna dagelijks grote spoorwegtransporten Poolse officieren op het nabij Katyn gelegen station Gnesdowo uitgeladen, in arrestantenwagens naar het bos van Katyn overgebracht en later nooit meer gezien werden.

Ze nam voorts kennis van de tot dusverre gedane vondsten en verklaringen en bezichtigde de gevonden bewijsstukken. Volgens deze gegevens zijn tot en met 30 april 1943 982 lijken opgegraven. Hiervan werden ongeveer 70% onmiddellijk geïdentificeerd, terwijl de papieren van de overigen eerst na een zorgvuldige behandeling voor de identificatie gebruikt kunnen worden. De vóór aankomst der commissie opgegraven lijken zijn alle geschouwd; voor het grootste gedeelte is hierop autopsie verricht en wel door Prof. Buhtz en zijn medewerkers. Tot op de datum van 3 mei werden 7 massagraven geopend, waarvan het grootste naar schatting 2.500 lijken van officieren bevat. Door de leden van de commissie werd persoonlijk op 9 lijken autopsie verricht. Talrijke bijzondere gevallen werden aan een lijkschouwing onderworpen.

Resultaten

Het onderzoek en de lijkschouwingen leverden de volgende gerechtelijk-geneeskundige resultaten op. Het zijn over het algemeen pistoolschoten geweest met een kaliber van minder dan 8 mm. Uit de wijze waarop de schedel vernield is en uit het vinden van kruitvlekken aan de achterhoofdsbeenderen in de buurt van de plaats, waar de kogel het lichaam is binnengedrongen, alsmede uit het feit, dat de kogelgaten over het algemeen op dezelfde plaats liggen, kan worden afgeleid, dat geschoten is terwijl de loop tegen het achterhoofd rustte of op zeer korte afstand, te meer daar ook de weg, die de kogels genomen hebben, op enkele geringe afwijkingen na, over het algemeen gelijk is. De opvallende gelijkenis der verwondingen en de ligging van de plaats waar de kogel het lichaam is binnengedrongen, die zich beperkt tot een zeer klein gedeelte van het achterhoofd, wettigen de conclusie, dat de vuurwapens door een geoefende hand zijn gehanteerd.

Bij talrijke lijken konden op dezelfde manier geboeide handen en in enkele gevallen ook vierkante bajonetsteken in de kleding worden vastgesteld. De manier van boeien komt overeen met die waarop de lijken van Russische burgers zijn geboeid, welke eveneens in het bos van Katyn opgegraven en reeds veel eerder begraven werden. Voorts werd vastgesteld, dat ook de schoten in de nek bij de lijken van Russische burgers al evenzeer met vaste hand zijn gelost. Uit het feit, dat in het hoofd van een door een schot in de nek vermoorde Poolse officier een dwarstreffer is gevonden die alleen de uitwendige schedelwand heeft ingedrukt, kan worden afgeleid, dat door dit schot eerst een andere officier gedood is en dat deze kogel, da dit lichaam te hebben verlaten, binnendrong in het lijk van een reeds doodgeschoten in het graf liggend ander slachtoffer. Dit feit doet vermoeden, dat blijkbaar het ter dood brengen ook in de graven geschiedde, om zodoende een vervoer naar het graf uit te sparen.

De lijken liggen bijna uitsluitend op de buik, dicht naast en over elkaar, aan de kanten goed opgestapeld, in het midden onregelmatiger. De lijken liggen bijna alle met gestrekte benen Zij zijn blijkbaar stelselmatig opeengestapeld. De uniformen van de opgegraven lijken vertonen volgens de overeenstemmende waarnemingen van de commissie alle, geheel of gedeeltelijk, in het bijzonder wat betreft knopen, onderscheidingstekens, onderscheidingen, het model van de laarzen, wasnummers, enz. de ondubbelzinnige kentekenen van Poolse uniformen. Het zijn winteruniformen. Er werden veel bont, leren jassen, wollen vesten, officierslaarzen en typische Poolse officiersmutsen gevonden. Slechts in enkele gevallen zijn het geen officieren; in één geval was het lijk dat van een geestelijke.

Het ondergoed is gewoon dichtgeknoopt, bretels en riemen bevinden zich op de gewone plaatsen. Hieruit blijkt dat de lijken in de uniformen, die tot aan de dood werden gedragen, begraven werden. Op de lijken zijn géén horloges en ringen gevonden, hoewel volgens de van nauwkeurige tijdsaanduiding voorziene aantekeningen in de verschillende dagboeken tot op de laatste dagen en uren horloges aanwezig geweest moeten zijn. Voorwerpen van edel metaal werden alleen op verborgen plaatsen bij slechts zeer weinig lijken aangetroffen. Daarentegen bevonden zich bij vele lijken nog gouden tanden in het gebit.

De bij de lijken aangetroffen documenten (dagboeken, papieren, dagbladen), zijn uit de tijd van herfst 1939 tot maart en april 1940. De jongste tot nu toe gevonden datum is die van een Russische krant van 22 april 1940. Aan de lijken ontbreken volkomen insecten, die uit de tijd van het begraven zouden kunnen zijn. Hieruit blijkt, dat het ter dood brengen en begraven geschied moeten zijn in een koud jaargetijde zonder insecten. Een groot aantal schedels werd onderzocht op een verandering, die naar de ervaringen van Prof. Orsos van groot belang is bij de bepaling van de tijd na de dood, Dit betreft een kalkachtige aankorsting van verschillende lagen aan de oppervlakte van de reeds leemachtig gehomogeniseerde hersenmassa. dergelijke verschijnselen zijn bij lijken, die minder dan drie jaar in het graf gelegen hebben, niet waar te nemen.

Samenvatting

De commissie kwam derhalve tot het volgende samenvattende rapport:

In het bos van Katyn zijn door de commissie massagraven van Poolse officieren onderzocht, waarvan er tot dusver zeven geopend zijn. Daaruit werden 982 lijken tevoorschijn gehaald, onderzocht, ten dele werd daarop lijkschouwing gehouden, en reeds voor 70% werden zij geïdentificeerd. De lijken vertonen als doodsoorzaak uitsluitend schoten in de nek. Uit de getuigenverklaringen, de bij de lijken gevonden papieren, dagboeken, kranten enz. blijkt, dat het ter dood brengen in de maanden maart en april 1940 heeft plaats gehad. Daarmee zijn volkomen in overeenstemming de in het protocol geschilderde bevindingen aan de massagraven en de afzonderlijke lijken der Poolse officieren. Het rapport is de 30e april te Smolensk eigenhandig ondertekend door de heren Dr. Speelers, Dr. Markow, Dr. Tramsen, Dr. Saxen, Dr. Palmiari, Dr. Miloslavisch, Dr. de Burlet, Dr. Hajek, Dr. Birkle, Dr. Naville, Dr. Subik, Dr. Orsos.

Met dit protocol is de bewijsketen ter beantwoording der hangende vragen gesloten. Wie werd vermoord, hoe werd er gemoord en wanneer zijn de moorden gepleegd? Deze drie principiële vragen zijn door de Sovjets en ook in Engeland van het begin af aan aangevallen en bestreden. Nog op 1 mei 1943 hebben de Engelsen volgens verklaringen van neutrale journalisten het parool uitgegeven, dat het zelfs bij een nog zo nauwgezet onderzoek uitgesloten is, opheldering te verschaffen, wie voor het doodschieten der Poolse officieren verantwoordelijk gesteld moet worden. Het protocol, dat thans opgesteld is door internationaal bekende vertegenwoordigers der gerechtelijke geneeskunde en criminologie, geeft een antwoord, dat aan duidelijkheid niets te wensen over laat.

This is photograph HU 106212 (license free) from the collections of the Imperial War Museums. This image was created and released by the Imperial War Museum on the IWM Non Commercial Licence. Photographs taken, or artworks created, by a member of the forces during their active service duties are covered by Crown Copyright provisions. Faithful reproductions may be reused under that licence, which is considered expired 50 years after their creation.