Home » Geschied-en-is (Pagina 6)

Categoriearchief: Geschied-en-is

Sir Nevile Henderson & Versailles 1919

Voor velen is de Eerste Wereldoorlog een nagenoeg vergeten oorlog, een oorlog die nauwelijks in de schaduw staan kan van een oorlog die nagenoeg alle aandacht naar zich toetrekt, de Tweede Wereldoorlog. Heel opmerkelijk! Zonder de aanleidingen en oorzaken van deze oorlog helder te hebben, maar meer nog de afhandeling en af-making ervan zou een een voortzetting in een Tweede Wereldoorlog nagenoeg onvoorstelbaar zijn geweest.

Een heel dodelijk, en giftig hangijzer in de voortzetting en het opnieuw uitbarsten van de volkerenmoord zijn de bepalingen geweest die de overwinnaars de overwonnenen hebben opgelegd in het – foutief als ‘verdrag’ betitelde ‘ – Verdrag van Versailles’. In wezen was van een ‘verdrag’ geen sprake, dat is immers een overeenkomst in overeenstemming en aangegaan door alle partijen en daar was geen sprake van. Duitsland had geen enkele stem in het kapittel en kreeg slechts kort tevoren het verdrag als onveranderbaar opgelegd eisenpakket ter ondertekening voorgelegd. Een on-rechtvaardig verdrag dat eerder de betiteling dictaat verdiende. Een verdrag waarover veel, en in het bijzonder ook afwijzend is geschreven en waar – objectief bekeken –  over de volle breedte en terecht al voor de ondertekening veel kanttekeningen geplaatst werden. Voor veel politici en militairen was dit verdrag een van de grootste missers in de geschiedenis en zou de opkomst van het Nationaal Socialisme hieraan mede te wijten zijn.

Een van de criticasters van dit verdrag was de Engelse ambassadeur in Duitsland Sir Nevile Henderson. In zijn in 1942 uitgebrachte essay “Herinneringen van een diplomaat 1889-1942” schreef deze diplomaat dat “er een grote, ja zelfs cardinale leemte in het Verdrag van Versailles (zit). Dit bevatte geen bepaling, dat na een bepaalde periode (b.v. drie of vijf jaar) zou worden nagegaan, of het, waar nodig door onderhandeling, moest worden herzien. Het zou dwaas zijn, als het komende vredesverdrag niet zulk een bepaling zou bevatten.”

“In Versailles had men het oude Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk zorgvuldig ontleed volgens de principes van de zelfbeschikking en de nationaliteit, maar te zelfder tijd had men een microcosmos ervan, Tsjecho-Slowakije geheten, in het leven geroepen met volkomen verwaarlozing van dezelfde principes om een soort bufferstaat voor Duitsland te vormen. Het had 15 millioen bewoners, daarvan was ongeveer de helft, tussen de 7 en 8 millioen Tsjechen, meer dan 2 millioen waren Slowaken, bijna 3,5 millioen Sudeten-Duitsers, ongeveer 1,5 millioen Hongaren en de rest Polen, Roetheniers en Joden.”

“Aan anderen werd toegekend wat aan Duitsland onderzegd werd toen in 1919 zowel de Oostenrijkers als de Sudeten-Duitsers om aansluiting bij het Rijk vroegen. Bovendien wilde het geval, dat meer dan 2 millioen van de Sudeten-Duitsers niet binnen Bohemen woonden, doch vlak aan de grens in de bergdistricten. Het was een van de grote, kapitale fouten van het vredesverdrag van Versailles.”

 

 

USA minister Bryan tégen deelname WOI

De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, de democraat William Jennings Bryan had zich vanaf het begin verzet tegen Amerikaanse deelname aan de (Eerste Wereld)oorlog, wat hem in bepaalde kringen niet bepaald populair maakte.

Zo had hij de euvele moed gehad om de familie te bekritiseren die – in zijn ogen – de oorlog had georganiseerd, de Rothschilds. Het resultaat hiervan was dat Bryan direct bestempeld werd als een ‘antisemiet’.

Hij reageerde daarop als volgt: “Our opponents have sometimes tried to make it appear that we were attacking a race when we denounced the financial policy of the Rothschilds. But we are not — we are as much opposed to the financial policy of J.P. Morgan as we are to the financial policy of the Rothschilds.”

Uit principe wenste Bryan niet mee te werken aan de oorlogskoers die door een kleine kliek machtswellustigen was uitgestippeld en hij nam uit protest op 7 juni 1915 zijn ontslag, een ongekende stap! Volgens senator Robert Marion La Follette was Wilson de vertegenwoordiger van “a little group of willful men, representing no opinion but their own….”.

Amerikaanse bankiers & WOI

Al meteen na de Amerikaanse deelname aan de Eerste Wereldoorlog in april 1917 gonsde het van de geruchten dat het juist de bankiers en de industriëlen geweest waren die ervoor gezorgd hadden dat Amerika niet neutraal langs de kant was blijven staan. De Amerikaanse burgers waren fél tegen inmenging, nauwelijks 5% was vóór actieve militaire deelname aan de ‘Europese Oorlog’; het was niet alleen daarom dat de propagandaleus ‘He kept us out of the war’ zo effectief gebruikt kon worden om Woodrow Wilson voor een nieuwe periode op het Washingtonse pluche te laten kiezen.

Fré Morelvasthoudend, volhardend met open geest, niet links of rechts, maar VRIJ-denkend.

Veel Amerikanen voelden zich dan ook verraden toen de regering Wilson in april 1917 tegen de verkiezingsbeloften in tóch ten strijde trok om de wereld gereed te maken voor democratie – to make the world safe for democracy”. Zestien jaar later en vér na afloop ervan werd in 1934 op aandringen van organisaties zoals Womens International League for Peace and Freedom besloten de rol van de commercie te onderzoeken.

Onder voorzitterschap van Gerald Prentice Nye, de 42-jarige Republikeinse Senator uit North Dakota, werd het Senate Munitions Investigating Committee (SMIC) gevormd, dat zich bezig hield met de machinaties die voorafgegaan waren aan de Amerikaanse oorlogsdeelname. In het SMIC, dat al snel als Nye-comité bekend zou raken, namen naast Nye zelf ook Arthur H. Vandenberg, Bennett Champ Clark, Alger Hiss en Homer T. Bone plaats.

Nye was geen onbekende of doorsnee politicus, hij stond bekend om zijn vasthoudende en doortastende manier van optreden in de strijd tegen corrupte politiek, Gerald the Giant-Killer was zijn bijnaam. Op 4 september 1934 begon onder grote publieke belangstelling de openbare zitting van het comité dat in een periode van 18 maanden 93 zittingen hield en meer dan 200 getuigen ondervroeg, waaronder de bankier John Pierpont Morgan en de industrieel Pierre Dupont.

Nye voorspelde dat, als het onderzoek afgerond was, er duidelijkheid zou zijn over de ware aard en achtergronden van de Amerikaanse oorlogsdeelname en dat het geen zaak zou blijken van ‘Nationale Eer’ of van Landsverdediging, maar alles puur gebaseerd zou blijken te zijn op materieel voordeel van een kleine toplaag: we shall see that war and preparation for war is not a matter of national honor and national defense, but a matter of profit for the few.”

Nye had geen loze voorspelling gedaan en de belastende informatie stapelde zich op. Onder andere het telegram van de Amerikaanse ambassadeur in Engeland Walter Hines Page van 5 maart 1917 kwam boven water. In dat telegram riep hij president Wilson op om Amerika uit economische motieven aan de strijd te laten deelnemen. In december 1934 werd dit ‘Page-Telegram’ door het ‘Nye-comité’ openbaar gemaakt. Generaal Smedley Butler verklaarde in 1934 dat Our boys were sent off to die with beautiful ideals painted in front of them. No one told them that dollars and cents were the real reason they were marching off to kill and die” (Onze jongens werden op pad gestuurd met mooie idealen, maar niemand vertelde ze dat dollars en centen de werkelijke redenen waren waarom ze moesten marcheren, doden en gedood moesten worden.)

De Amerikaanse deelname was voor een kleine toplaag enorm profijtelijk. Het zou ervoor zorgen dat alleen al in het jaar 1917 meer dan 18.000 nieuwe Amerikaanse miljonairs geboren werden. Zo zou bijvoorbeeld de firma Dupont haar omzet van 1914 tot 1918 zien stijgen van $5.000.000,– naar $82.000.000,– een omzetverhoging waarvoor (niet alleen) de Amerikaanse burgers betaalden met geld, goed en leven. Begin 1936 werd de Nye-comité abrupt ontbonden, het net begon zich te veel te sluiten en het gewroet van Nye werd te lastig.

De senaat blokkeerde de fondsen, zogezegd uit woede, omdat Nye het gewaagd zou hebben de voormalige Democratische president Woodrow Wilson over zijn graf heen te hebben belasterd door deze ervan te beschuldigen belangrijke informatie achtergehouden te hebben aan het congres, informatie die er mogelijk voor had kunnen zorgen dat Amerika buiten de Europese oorlog gebleven zou zijn. In een rede die Nye in 1936 hield liet hij weten dat alle gevonden bewijzen tezamen de conclusie rechtvaardigde dat het vooral de bankiers geweest waren die er voor gezorgd hadden dat Amerikaanse deelname aan de Europese Oorlog onvermijdelijk was.

Rotterdamse Holocaust 14 mei ’40

Historici houden zich nog steeds bezig met de vraag of het bombardement ook anders had kunnen aflopen, of het niet voorkomen had kunnen worden. In 2021 is het precies 81 jaar geleden dat Rotterdam werd gebombardeerd, waarbij de binnenstad volledig werd verwoest. Tussen de 800 en 900 mensen kwamen daarbij om het leven.

Telegram RotterdamIn de archieven is een document gevonden met het officiële verzoek van de Duitse bevelhebber Schmidt in Rotterdam om de aanval af te blazen omdat er nog werd onderhandeld. Dat bevel heeft de piloten van de bommenwerpers nooit bereikt.

Volgens historicus Jantje Steenhuis van het Stadsarchief Rotterdam hadden de Duitsers haast met hun opmars door Nederland, na de inval op 10 mei 1940. Ze stuitten op meer weerstand dan ze hadden verwacht en ze vreesden bovendien dat de Engelsen Nederland te hulp zouden schieten. Het besluit om Rotterdam te bombarderen kwam van de hoge Duitse legerleiding, onder druk van opperbevelhebber van de Luftwaffe, Hermann Göring. Generaal Schmidt kreeg de opdracht het verzet in Rotterdam met alle middelen te breken. Schmidt stelde Rotterdam in de ochtend van 14 mei een ultimatum van twee uur voor overgave. De Nederlandse opperbevelhebber Winkelman probeerde tijd te winnen door te vragen om een nettere en ondertekende brief.

Uitstel

Intussen stegen in Duitsland al tientallen bommenwerpers op voor het bombardement dat gepland stond om 13.20 uur. Tot twee keer toe stuurde Schmidt telegrammen naar zijn legerleiding om de aanval uit te stellen. Die gecodeerde berichten moesten via verschillende zendmasten verstuurd worden naar Duitsland en dat kostte tijd. Vanaf de grond kon er ook niet direct contact gemaakt worden met de vliegtuigen. Tot zijn schrik zag Schmidt om 13.20 uur de zware Heinkel bommenwerpers de stad naderen. Hij liet vanaf het Noordereiland rode lichtkogels afschieten om duidelijk te maken dat de aanval niet doorging. De eerste groep vliegtuigen zag die signalen niet en liet de bommen vallen op het centrum van Rotterdam. Het tweede eskader zag ze wel en boog af.

Capitulatie

“Als de Nederlanders meer haast hadden gemaakt met de capitulatie na het eerste ultimatum had het bombardement mogelijk nog voorkomen kunnen worden”, meent Jantje Steenhuis. De Duitse legerleiding wilde Nederland hoe dan ook op de knieën dwingen en dreigde met een nieuw bombardement op de stad Utrecht. Daarop gaf de Nederlandse bevelhebber Winkelman zich gewonnen en tekende een dag later de capitulatie van Nederland.

Bron:  http://nos.nl/artikel/2035600-had-bombardement-op-rotterdam-echt-niet-voorkomen-kunnen-worden.html

VN-resolutie 3379

Verenigde Naties, Wereld, Vlag, UnZionisme <=> Racisme

Op 10 november 1975 stemden 72 lidstaten voor resolutie 3379, 35 lidstaten (waaronder België en Nederland) stemden ertegen en 32 lidstaten onthielden zich van stemming. Dit was voor het (economisch) machtige zionistische blok een behoorlijke hinderpaal.

Er werd gesteld dat zionisme een vorm is van racisme en raciale discriminatie” (waarbij het ging over de apartheidspolitiek van Israël). Resolutie 3379 werd herroepen door resolutie 46/86 op 16 december 1991.

… niet alleen geld dat stom is maakt recht wat krom is!

Trees … en haar Canadees

Over Moffenhoeren, NSB-meiden & Canadellen

Naarmate de oorlog zich ont-wikkelde, nam óók de bevrijding (in de ruimste zin des woords) haar verdere verloop. Om de euforische onbezonnenheid te temperen besluiten de kerken en veel burgemeesters de burgers op te roepen de zedelijkheid te bewaren. De ontstane situatie in het Zuiden had de duistere kant van de bevrijding al goed zichtbaar gemaakt. Halverwege 1945 was de Duitse bezetting voorbij en heel Nederland werd in de opvolgende maanden bevrijdt. ‘Trees heeft een Canadees’ was de gesimplificeerde muzikale verwoording van wat plaatsvond met duizenden ‘bevrijdingskinderen’ als biologisch resultaat. Anders dan in het collectief geheugen gedacht waren ZIJ het kind van de rekening.

Moffenhoeren

De Nederlandse vrouwen die in de vijf oorlogsjaren de onvergeeflijke misdaad hadden begaan verliefd te raken op een Duitse soldaat én zelfs bevielen van een kind, kregen het na de oorlog zwaar. Deze ‘moffenhoeren’ konden rekenen op represailles van rapaille dat zichzelf tot de ‘Goede Vaderlanders’ rekende. In augustus 1944 werden de ‘moffenhoeren’ al door middel van anonieme briefkaarten geïnformeerd dat ze op bijltjesdag onder handen genomen zouden worden. Deze vrouwen werden door moedige burgers gescalpeerd, bespot, geminacht, beroofd, misbruikt, meerdere malen verkracht en erger! Hun leven, hun toekomst veranderde op slag, evenals dat van hun kinderen, ZIJ betaalden de rekening die ‘men’ meende hen te moeten opleggen, voor hen was geen plek meer in de Nederlandse maatschappij, ook later niet bij het her-denken.. “vrouwen en kinderen eerst.”

NSB-meiden

NSB-meiden en hun kinderen was een gelijksoortig lot beschoren. Zij werden onbeschermd overgeleverd aan willekeur en waan en konden rekenen op represailles van de ‘Goede Vaderlanders’. Net als de ‘moffenhoeren’ werden deze vrouwen en meisjes door moedige burgers gescalpeerd, bespot, geminacht, beroofd, misbruikt, meerdere malen verkracht en erger! Hun leven, hun toekomst veranderde op slag, evenals dat van hun kinderen, ZIJ betaalden de rekening die ‘men’ meende hen te moeten opleggen, voor hen was geen plek meer in de Nederlandse maatschappij, ook later niet bij het her-denken.. “vrouwen en kinderen eerst.”

Een Dolle & Dwaze zomer

Als in 1945 de geallieerde soldaten in hun jeeps en tanks door Nederlandse steden en dorpen rollen breekt een dolle dwaze zomer aan. Er heerste de eerste weken een euforische stemming. Er werd gefeest, gelachen, gedronken, gedanst, gevreeën, de ‘wein, weib und gesang’ maakten plaats voor ‘beer and rock & roll’. Meedrijvend op de ‘golf van genotzucht’ – zoals dat toentertijd werd benoemd – lieten de Nederlandse vrouwen zich door de stoere ‘boys’ lokken en lonken met sigaretten, chocolade, kauwgom en versnaperingen. De Canadese bevrijders waren populair en regelmatig werd de Nederlandse Trees aangespoord om eens een Canadees uit te nodigen. Nederlandse jongens in geallieerd-khaki kwamen er niet aan te pas, want ‘The winner takes it all’. De komst van de Allies werd als snel en schamper een ‘invasie van de liefde’ genoemd.

De honger die vele oorlogsjaren geleden werd, en met name in West-Nederland zoals Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht, droeg zeker bij aan de snel gekantelde moraal. J. Romijn benoemde het in het in 1945 bij uitgeverij Callenbach NV-Nijkerk uitgebrachte boek Burgers in bezettingstijd. Hij wees erop dat “….. het Canadeezenprobleem in verband met den honger staat. Toch zie ik geen reden om aan te nemen, dat de Hollandsche meisjes en vrouwen van nature eerloozer zijn dan de Noorsche of Fransche. Maar durft u, als man, met de hand op het hart te verklaren, dat uw vrouw in den winter van ’44 op ’45 niet tekort is gekomen? Impotentie is een begeleidend verschijnsel van hongeroedeem; prikkelbaarheid, moeheid en een dalende sexualiteit heeft, in den Hongerwinter, iedere man in meerdere of mindere mate gekend.”

Binnen enkele weken ná de euforische meidagen van 1945 was de mening over de bevrijders behoorlijk gekanteld. De kranten riepen de Nederlandse vrouwen op om zich toch vooral ‘waardig te gedragen’, zoals het blad Trouw op maandag 28 mei 1945 kopte. Het bewuste artikel hekelde de ‘toestanden’ die volgens haar na de bezetting slechter zijn dan tijdens de Duitse overheersing. De rem is er af, de genotzucht heerst.” Verlovingen werden verbroken, huwelijken werden geruïneerd. Het aantal abortussen, geslachtsziekten, ongewenste zwangerschappen en verkrachtingen(!) steeg explosief.

Maar.. de remmen in het Calvinistische en preutse Nederland waren gelost en het zou nog wel even duren voordat maatschappelijke rust terug zou keren, maar dán zou de knoet gezwaaid worden. De geallieerde soldaten leefden zich uit op én met de toentertijd nauwelijks bewuste Nederlandse vrouwen en meisjes en deden zich seksueel tegoed. De Leeuwarder Courant beschreef de ‘Golf van genotzucht’ in een artikel op 29 juni 1945 als volgt, “Stoomdanscursussen waar zelfs meisjes van 14 jaar ingeschreven kunnen worden; allemaal met de bedoeling om zo spoedig mogelijk een voldoende “voorraad geoefend materiaal” ter beschikking te kunnen stellen. In bepaalde steden in het Oosten van ons land arriveren ‘s avonds soms honderden geallieerde militairen die een urenlange reis vanuit bezet Duitsland gemaakt hebben om zich te kunnen wijden aan de hier bij hen zo geliefde danssport.”

Canadellen

Nederland was zijn ‘bevrijders’ al snel moe en liever kwijt dan rijk. Over de vrouwen die het met de geallieerde soldaten hadden aangelegd werd misprijzend geschreven en gesproken. Ze werden ‘Cana-dellen’, of geallieerde-hoeren genoemd. Ze werden nagewezen en ter verantwoording geroepen, hun bandeloosheid werd veroordeeld, hun seksuele gedrag, hun oneer, ze werden aangesproken op hun zedenverwildering, buitenechtelijke kinderen, abortussen, geslachtsziekten. Hun leven, hun toekomst, veranderde binnen enkele weken op slag, evenals dat van hun kinderen, ZIJ betaalden de rekening die ‘men’ meende hen te moeten opleggen, voor hen was geen plek meer in de Nederlandse maatschappij, ook later niet bij het her-denken.. “vrouwen en kinderen eerst.”

Bevrijdingsbaby’s

Toen de laatste geallieerde soldaten begin januari 1946 het anker lichtten bleven de meeste vrouwen beschimpt, beschaamd en bezwangerd achter. Een klein deel van hen verliet land en goed om zich bij de nieuwe liefde te voegen, het gros bleef achter. De meesten waren na een avondje feesten zwanger geraakt en hadden geen idee op welke avond of van welke man, kenden geen naam, hadden geen foto of adres. “Hij noemde zich Bill, maar heette misschien anders.” Het leven van de ca. 10.000 bevrijdingsbaby’s begon en verliep allesbehalve liefdevol en harmonieus, slechts weinig borelingen waren welkom. Velen waren voor hun moeder het begin van de ellende.

De ongewenste zwangerschap was zonder bijstand of kinderbijslag voor de aanstaande en alleenstaande moeder een zware belasting die in veel gevallen verborgen gehouden werd voor de buitenwereld. Aanstaande moeders werden bij familie tijdelijk ‘gelogeerd’ of ondergebracht in een geboortekliniek. Moederheil (ook wel Maria-hel genoemd) in Breda was zon kliniek. De vrouwen werden beschouwd als prostituees en als boetedoening aan het werk gezet. Ze moesten schrobben en poetsen en werden bovendien fysiek mishandeld. De schaamte binnen gezin en familie was vaak groot en de moeder werd met schande overladen, de zwangerschap werd doodgezwegen. Onder zware sociale druk werden de baby’s afgestaan, de meesten belandden in een weeshuis, werden cadeau gedaan aan het klooster, weggestopt bij familie waar ze minder opvielen of opgevoed door de grootouders…

Niet alleen de vrouwen maar ook de kinderen die uit zo’n ‘Canadezenrelatie’ voortkwamen hebben later door onheuse behandeling de nadelige gevolgen ervan ondervonden. “Mijn moeder wilde me niet en mijn vader weet niet eens dat ik er ben” was onder hen de veel gehoorde uitspraak. Het was allemaal hun schuld kregen ze vaak te horen. Voor een ‘Canadeesje’ was opgroeien vaak een zware opgave, een levensworsteling. Het grootste deel wachtte geen leuke jeugd maar wreedheden, verwaarlozing en fysieke mishandelingen. Veel moeders stapten uit nood in een huwelijk dat tot mislukken gedoemd was om maar met kind en al onder de pannen te zijn. Er vonden ook veel zelfmoorden plaats onder de door schaamte en schande bedolven moeders. En als jaren later een vader gevonden werd, wilde hij in de meeste gevallen niets van zijn bevrijdingsbaby weten. Negentig procent wilde zelfs niet gevonden worden. Circa 1400 vaders konden sinds WOII getraceerd worden.

Cijfers en getallen

“Eén van de meest prominente problemen was de explosie van seksueel overdraagbare aandoeningen. Tijdens de oorlog was er met de komst van de Duitsers al een kleine toename geregistreerd, maar na de bevrijding steeg het aantal naar ongekende hoogte.”

De Duitse bezettingsmacht in Nederland telde ca. 125.000 soldaten.
Aantal ‘moffenkinderen’ ca. 14.000
Bezetting: ca. 60 maanden (mei 1940 – mei 1945)
Verwekkingen gemiddeld per maand: 200

Het Geallieerde bevrijdingsleger in Nederland telde ca. 105.000 soldaten
Aantal ‘bevrijdingskinderen’ ca. 10.000
Stationering: ca. 16 maanden (12 september 1944 – eind december 1945)
Verwekkingen gemiddeld per maand: 625

“Elke oorlog is een misdaad tegen de menselijkheid”

Engelse Concentratiekampen 1899-1902

Vrouwen KZ AfrikaElk (voor)jaar én oplopend tot begin mei wordt het einde van de Tweede Wereldoorlog herdacht. Tegelijk ook worden de miljoenen slachtoffers die daarbij gevallen zijn in herinnering gehouden en de Duitse concentratiekampen als Auschwitz, Bergen-Belsen e.v. waar zich de gruwelijkste taferelen hebben afgespeeld. Van de Engelse Concentrationcamps van de vier decennia voorafgaand gevoerde Tweede Boerenoorlog is nagenoeg geen geschiedenis bewaard gebleven. Hier in kort bestek het verhaal van de Engelse kampen.

Fré Morel – Vasthoudend, volhardend met open geest, niet links of rechts, maar VRIJ-denkend

De ‘Tweede Boerenoorlog’ (ook wel de Zuidafrikaanse Vrijheidsoorlog genoemd) van 1899-1902 was niets anders dan één van de vele Engelse koloniale oorlogen waarin – dit keer – het Engelse leger streed tegen de onafhankelijke Afrikaanse republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat. Het bezit van de enorme republikeinse goud- en diamantvoorraden en de inlijving van deze ongekend waardevolle gebieden bij het Britse Wereldrijk waren de voornaamste inzet van deze roofoorlog.

In de nacht van woensdag 11 op donderdag 12 oktober 1899 namen de Boerenstrijders het initiatief en trokken in Kraaipan in West-Transvaal over de grenzen. De militair onbekwame Boerencommando’s dolven in eerste instantie het onderspit tegen de getrainde Engelse soldaten maar in de week van 10 tot 15 december 1899 leverden ze drie veldslagen (bij Magersfontein, Stormberg en Colenso) waarbij duizenden Engelse jongens vermoord werden,  een week die in Engeland als de Black Week de geschiedenis zou ingaan. Het Britse Wereldrijk sloeg genadeloos terug in een strijd die tégen de burgers gevoerd werd.

Afgebrande boerderijOm de weerstand van de strijders te breken werden meer dan 32.000 boerderijen tot de grond toe afgebrand, werden diverse steden en dorpen waar de ongelukkige daklozen onderdak zochten met de grond gelijk gemaakt, werden de gewassen op het land vernietigd en de veestapels vermoord.

Hongertochten boerenDe ontheemde, dakloze en hulpeloos gemaakte boeren – in hoofdzaak de vrouwen, kinderen en ouderen –  werden in concentratiekampen opgesloten om zo de strijdende echtgenoten, zoons, vaders, broers, neven en ooms tot overgave te dwingen. In hongertochten werden de boeren gedwongen zich per ossenwagen, met have en goed te melden bij de aangewezen kampen, in open veewagens werden de vrouwen, kinderen en bejaarden per trein naar de concentratiekampen vervoerd waar het hongerwapen op hen losgelaten werd.

Treinladingen naar kampen

Van het naar schatting 300.000 zielen tellende blanke bevolkingsdeel van de beide republieken werden tussen 1899 en 1902 meer dan 160.000 burgers naar 80 Engelse concentratiekampen gebracht. De gevangengenomen Boerenstrijders naar 47 Krijgsgevangenkampen. De gevolgen waren verschrikkelijk. Aan de hand van de meest recent beschikbare gegevens stierven in de Engelse concentratiekampen naar schatting 43.500 mensen, waarvan ca. 35.600 kinderen jonger dan 15 jaar, wat gelijk staat aan ca. 50% van de jeugdige blanke Nederlands/Afrikaanse populatie! De gruweldaden van de Engelsen werden wereldwijd veroordeeld en de hongerdood van het 7-jarige meisje Lizzy van Zyl in april 1901 in het kamp Bloemfontein stond als symbool voor deze massamoord. De Engelse gruweldaden waren er verantwoordelijk voor dat – niet alleen Nederland – in de 12 jaar later volgende Eerste Wereldoorlog pro-Duits en anti- Engels gestemd was.

Lizzy van Zyl - Bloemfontein

Abraham Carels Wessels-Bloemfontein

Concentratiekampen: (vrouwen, kinderen, ouderen)

Transvaal
Barberton, Balmoral, Belfast, Bronkhorstspruit, Chrissiesmeer, Ermelo, Elim, Florida, Germiston, Greylingstad, Heidelberg, Irene, Johannesburg, Turffontein (Resiesbaan), Klerksdorp, Krugersdorp, Lydenburg, Louis Trichardt, Meintjieskop, Middelburg,  Meyerton, Modderrivier, Mafeking, Nigel, Nylstroom, Pietersburg, Potchefstroom, Pretoria, Standerton (Platrand), Vereeniging, Volksrust.

Oranje Vrijstaat
Bloemfontein, Brandfort, Bethulie, Edenburg, Heilbron, Harrismith-Platrand, Kroonstad, Ladybrand, Reitz,   Springfontein, Vredefortweg, Viljoensdrif, Winburg, Walerval-noord

Kaapprovincie
Aliwal North, Douglas, Doornbult (Oranjerivier stasie), Elandsfontein, Jagersdrift, Kimberley, Kromelmboog,   Kubusie, Norvalspont, Matjiesfontein, Oos Londen, Port Elizabeth, Uitenhage, Vryburg, Warrenton

Natal
Colenso (Pinetow), Dundee, Durban, Eshowe, Frere, Howick, Isipingo, Jacobs(dal), Ladysmith, Merebank,  Pietermaritzburg, Vryheid, Wentworth

Overig:
Mooirivier, Honingspruit, Nauwpoort, Rietfontein, Riensloo

Krijgsgevangenkampen: (boerenstrijders)

Bermuda Eilandengroep
Burt, Darrel, Hawkins, Hinson, Lang, Morgan, Port, Tucker

Ceylon (Sri Lanka)
Diytalawa, Hambantota, Mount Lavina, Ragama, Urugasmanhandiya, Nuwerara Eliya, Welikada

Indië
Ahmednaga, Amritsar, Bellary, Bhim Tal, Kaity-Nilgiris, Kakool, Satara, Shahjahanpur, Sialkot, Solon, Trichonopoly, Umballa, Upper Topa, Wellington, Abbottabad, Fort Govindagh, Daghshai

St. Helena
Broad Bottom, Deadwood Nr 1, Deadwood Nr 2, High Knoll, Jamestown

Portugal
Abrantes, Alcobaca, Caldas da Rainha, Peniche, St Juliao da Barra, Tomar

Zuid Afrika
Simonstad (Bellevue), Kaapstad (Groenpunt), Ladysmith (Tin Town), Durban (Umbilo)

Vernietigde dorpen: (o.a.)

Ermelo, Bethal, Dullstroom,Wolmaransstad, Carolina, Reitz. Parys, Lindley

Totaal werden ca. 32.000 boerderijen en 40 dorpen verwoest, 4.000.000 stuks vee gedood. Na afloop van de oorlog hebben ca. 10.000 vrouwen en kinderen dakloos door de republieken gezworven (ca. 2.540 families).

(aanbevolen: ‘Oorlog is Misleiding en Bedrog’- Fré Morel, uitgeverij Papieren Tijger – Breda, ISBN 978 906 728 275 8

Lizzy’s Lot!

Lizzy van Zyl - BloemfonteinJaarlijks stond ze in de belangstelling van vele miljoenen burgers, niet alleen in Nederland maar wereldwijd. Het meisje dat op zo’n erbarmelijke wijze crepeerde in één van de vele concentratiekampen. Samen met haar moeder, met haar zusje en duizenden lotgenoten. Ze stierf onder erbarmelijke omstandigheden, en dat alles omdat ze van een ‘different kind’ was.

Háár naam is nu (in 2019) – 118 jaar later (!!) – weggewist en nagenoeg vergeten. Wie kent nog de naam van het meisje dat toén op ieders lippen lag en wiens afbeelding op miljoenen netvliezen gebeiteld stond?

Lizzy van Zyl, het 7-jarige meisje dat in april 1901 in het kamp ‘Bloemfontein’ – één van de 72 Engelse Concentratiekampen – door verhongering en ziekte een ellendige en smartelijke dood stierf.

Zij was één van de 35.600 kinderen jonger dan 15 jaar die vermoord werden. Zij stierf omdat het Britse Rijk met een allesvernietigende en niets en niemand ontziende oorlog de onvoorstelbare goud en diamant voorraden van de Afrikaanse Republieken roofden.

50% van de jeugdige blanke Nederlands/Afrikaanse populatie werd uitgeroeid!

Van het naar schatting 300.000 zielen tellende blanke, Nederlands/Afrikaanse bevolkingsdeel van de beide republieken werden tussen 1899 en 1902 meer dan 160.000 mensen (hoofdzakelijk vrouwen, kinderen en ouderen) naar 72 Engelse concentratiekampen gebracht. Kampen met namen als Krügersdorp, Middelburg, Irene, Potchefstroom en Volksrust. Kampen die wereldwijd hun dodelijke faam vestigden. De gevangengenomen Boerenstrijders ondergingen een ander lot, zij werden in 47 kampen binnen én ver buiten Zuid-Afrika gevangen gezet en ruim 1.000 van de 25.630 zouden daar van ellende omkomen. De moegestreden en nagenoeg uitgehongerde republieken waren gedwongen om de vrede te tekenen.

Op 31 mei 1902 werd ‘s avonds om 23.05 uur in ‘Melrose House’, het huis van Kitchener in Pretoria, het vredesdictaat (de ‘Vrede van Vereeniging’) ondertekend. De gruwelijkheden in de Engelse concentratiekampen maakten dat de Nederlandse bevolking gedurende de Eerste Wereldoorlog anti-Engels van inborst en pro-Duits ingesteld was.

Lizzy van Zyl verdiende in 1901 wereldwijd de droevige status die enkele decennia later postuum aan het Joods-Duitse meisje Anne Frank werd toegekend.

Wie in de toekomst lezen wil, moet in het verleden bladeren

Het Dagboek van Cynthia Asquith

We schrijven het jaar 1915, het geweld van de Eerste Wereldoorlog belaagde sinds augustus 1914 miljoenen. Vele tienduizenden mensen waren al door het oorlogsgeweld om het leven gekomen, voor miljoenen Europese burgers was het een gruwelijk dagelijks verhaal.

In de ‘betere Engelse kringen’ maakte – naast alle gossip en ‘kitschquatsc’ – ook de toestand aan het front onderdeel uit van het tafelgesprek, zo ook bij de familie Asquith. In het gezin van Herbert Henry Asquith – sinds 5 april 1908 minister-president van het Britse Rijk – werd de oorlog gelijktijdig met het eten opgediend. Zij die aanzaten en meeaten deelden in de berichtgeving over ellende en de gruwelijkheden die daaraan verbonden waren. Zo òòk schoondochter Cynthia, de echtgenote van zijn tweede zoon Herbert. In de nobele kring rondom de familie Asquith bewoog zich ook ‘Duff Cooper’, een aan drank-, gok-, en sexverslaafde schuinsmarcheerder. Behalve een goede bekende van Raymond Asquith, de oudere broer van Herbert was Duff ook een minder succesvol auteur, later politicus en diplomaat.

Het was aan Alfred Duff Cooper te danken dat Cynthia Asquith in 1915 startte met het bijhouden van een dagboek om zo de geschiedenis én de gedachten eraan vast te houden. Hij gaf haar in april 1915 het eerste blanco boekwerk waarin zij haar zielenroersels kwijt kon. Zelf sloeg Duff Cooper ook driftig aan het schrijven. Van hem zijn The Duff Cooper Diaries 1915–1951 bekend, waarin hij onder andere verhaald van zijn vele dronken en seksuele escapades. Wat de toegevoegde waarde daarvan is moet elk voor zichzelf bepalen.

Het dagboek van Cynthia is echter veel minder bekend, in elk geval minder onthullend op seksueel vlak maar op historisch vlak wel weer interessant. In haar op 9 mei 1968 verschenen dagboek ‘Lady Cynthia Asquith – Diaries 1915-1918’ is een opvallende dagtekening te belezen, een oorlogsgerucht, een leugen, die later in de geschiedschrijving een immens grote rol zal spelen. Het zorgde ervoor dat de haat tot hoogte opgezweept en de mensenslachting daardoor nodeloos verlengd werd. Laat ons de geschied-en-is van Cynthia eens wat nauwgezetter bekijken.

De op 27 september 1887 geboren Cynthia Mary Evelyn Charteris werd in 1910 de echtgenote van de zes jaar oudere Herbert Asquith. In familiekring werd Herbert liefkozend ‘Beb’ genoemd. Herbert de dichter, schrijver en advocaat. Het was een huwelijk ‘op stand’, want ook Cynthia kwam uit een nobel nest. ‘Noblesse Oblige’ oftewel Adel Verplicht zoals het spreekwoord luidt, vandaar. Vanaf dat moment stond ze bekend onder de afkorting LCA wat de beginkapitalen waren van haar naam: Lady Cynthia Asquith, later zou ze ook bekend worden als schrijfster. Het genre waar ze zich op richtte had voornamelijk met horror- geest en spookachtige zaken te maken. Haar eerste titel, The Ghost Book, was een bovennatuurlijk sciencefiction verhaal dat in 1920 verscheen, maar daaraan voorafgaand valt nog het een en ander te vertellen.

In 1917 werd de 30-jarige Cynthia secretaresse van James Matthew Barrie. De 57-jarige Barrie was een – in beginsel niet bepaald succesvol – auteur die voor 1900 al een serie korte verhalen geproduceerd had. Een ietwat zonderlinge man met problematische relationele verhoudingen en los daarvan had hij ietwat opvallende vriendschappen met jonge kinderen. Net voor de eeuwwisseling kwam er een kentering en begon zijn publicitair succes toen hij in het voorjaar van 1897 in het Kensington Park in contact kwam met een paar jonge jongens, de Llewelyn Davies Boys. Kinderverzorgster Mary Hodgson wandelde met de 4-jarige George, de 3-jarige John (‘Jack’) en de pasgeboren Peter in Kensington Park en Barrie voelde zich erg door hen aangetrokken. Hij trok gekke gezichten, liet zijn hond kunstjes doen en knoopte gesprekken aan met de peuters. Hij vertelde George en Jack korte verhaaltjes waarin hij ze zelf de hoofdrol liet spelen. Hij vertelde hen dat baby´s – zoals Peter – eigenlijk vogels waren voordat ze geboren werden. Daarom ook plaatsten ouders in het begin uit voorzorg een traliewerk voor de ramen van kinderkamers om te voorkomen dat de baby weg zou fladderen.

George, Jack en Peter waren de kinderen van het echtpaar Arthur en Sylvia Llewelyn Davies. Arthur was advocaat en zijn vrouw Sylvia was de dochter van een succesvol Frans cartoonist en auteur. In december 1897 ontmoette James Barrie de ouders voor het eerst tijdens een dinerparty. Het was daar dat Sylvia hem vertelde dat haar zoon Peter vernoemd was naar het door haar vader geschreven stuk, ‘Peter Ibbetson’. De Llewelyn Davies kinderen waren een ware inspiratie voor Barrie, door en voor hen schreef hij diverse verhalen, zoals ‘The Boy Castaways’, een uniek – uit twee exemplaren bestaand – fotoboek waarin George en Jack op een eiland spannende avonturen beleefden en tegen piraten vochten. Het resulteerde in 1901 tot het verhaal van ‘The Little White Bird’ waarin Peter Llewelyn Davies de rol van Peter Pan’  kreeg toebedeeld. In 1904 werden de verhalen van de ‘Lost Boys’ en ‘Wendy Darling’s brothers’ door Barrie verwerkt in het succesvolle toneelstuk ‘Peter Pan, or The Boy Who Wouldn’t Grow Up’ dat in het Londense Duke of York’s Theatre zijn eerste uitvoering zag.

De Llewelyn Davies Boys waren voor James Barrie een inspiratie, zegen en een goudmijn tegelijk. De Llewelyn Davies familie ontving daarvoor ook een deel van de royale verdiensten die Barrie ontving voor zijn, op hun kinderen geïnspireerde, verhalen. De band tussen James Barrie en Arthur Llewelyn Davies was niet bepaald harmonieus. Vader Llewelyn Davies zag in James Barrie een bedreiging voor zichzelf als echtgenoot, vader en er deden nogal wat verontrustende verhalende de ronde over de pedofiele belangstelling van Barrie. Wat er precies speelde werd om onbekende redenen buiten de boeken gehouden. Wel was duidelijk dat hij al voordat hij de Llewelyn Davies Boys tegenkwam met diverse jonge kinderen wat ‘nauwere’ vriendschapsbanden had. Ook was bekend dat hij met zijn eigen vrouw in onmin leefde en dat zij openlijk een langdurige affaire aanging met een van zijn vrienden. Ze weigerde die te beëindigen en zonder veel opzien te baren ging het paar uit elkaar, daarbij gesteund door veel bevriende auteurs die de media op het hart drukten daarvan géén spektakel te maken. Slechts 3 kranten gaven daaraan geen gehoor. Of en wat er verdonkeremaand moest worden daarover ratelde de geruchtenmachine.

In 1907 overleed vader Arthur Llewelyn Davies aan kanker en drie jaar later, in 1910, overleed ook moeder Sylvia aan kanker. In haar laatste wil had moeder Sylvia gevraagd of Barrie, samen met een 4 tal anderen, de zorg en verantwoording voor de onderhand vijf jongens te dragen. In 1900 had Michael en 1903 Nico het gezin aangevuld en bestond de het gezin nu uit vijf kinderen. Barrie zorgde o.a. mede voor huisvesting, voeding en onderwijs en de dagelijkse verzorging bleef in handen van Mary Hodgson. Na het overlijden van moeder Sylvia werd het verhaal van Peter Pan in 1911 vereeuwigd in de roman ‘Peter and Wendy’. Peter Pan bracht James Barrie fame and fortune.. de kinderen en met name Peter Llewelyn Davies ondervonden de negatieve kanten. Hij was voor de buitenwereld ‘The Original Peter Pan’

Zes jaar later, in 1917, kwam Cynthia als secretaresse in dienst van James Matthew Barrie. Het bracht haar in contact met vele andere auteurs. In eerste instantie had ze niet bepaald literaire ambities, in tegendeel. De eerste regels in haar dagboek op 15 april 1915 maken dat meer dan duidelijk: “I have always thought it would be unwholesome for me to attempt to write a diary”. Toch kreeg ze de smaak te pakken en pende dag na dag wat haar zo bezig hield. De tafelgesprekken in huize Asquith waren met regelmaat de basis van haar denksels. De ellende, de dood, de stand van zaken aan het front ende toestand  in de wereld passeerden de revue en ook de kletspraat en roddels, de gossip en ‘kitschquatsch’.

Zo ook op 16 juni 1915 waarin ze beschrijft hoe ze samen met vader en moeder (Asquith) en haar man ‘Beb’ dineert, samen met Adele Essex, Fox MacDonald en Eloïse Ancaster. Het was ‘quite a pleasant dinner’. Het onderwerp was ook erg interessant.. ze bediscussieerden het verhaal dat de Duitsers de lijken van de gevallen soldaten verwerkten tot Glycerine met zeep als nuttig bijproduct! Cynthia stelde voor dat de zwaarlijvige Kamervoorzitter (Lord Chancellor) Richard Burdon Haldane zich bij David Lloyd George – de minister van financiën – kon aanbieden als basisgrondstof voor Glycerine en zeep. Uit Glycerine werd o.a. Nitroglycerine gewonnen, een vloeibaar explosief en Haldane was om zijn pro-Duitse houding niet bepaald geliefd binnen bepaalde Engelse politieke kringen.

De optekening van Cynthia over het Glycerine en Zeep verhaal is daarom zo interessant omdat dit onzinverhaal twee jaar later, op 16 april 1917 tien dagen nádat Amerika besloten had om zich in het wereldstrijdgewoel te begeven – verscheen in de Times en de Daily Mail. Beide bladen waren onderdeel van de propagandistische Northcliffe Press en met het artikel “Through German Eyes” dat handelde over ‘Corps Exploitation Establishments’ werd door dit leugenverhaal de haat tot grote hoogte opgezweept en het oorlogsvuur verder opgestookt. Met Amerika als bondgenoot zou de feitelijk verloren oorlog gegarandeerd gewonnen worden!

Hoe het verder ging met James Barrie en Peter Pan? Dat is net zo’n gruwelijk sprookje.

De Llewelyn Davies jongens hadden een wisselende verstandhouding met Barrie. Met secretaresse Cynthia Asquith was de verstandhouding evenmin geweldig en stierven ze allen óf vroeg, óf droegen een vervelende levenslast met zich mee, zoals Peter. Hij ging gebukt onder de last van de ‘The Original Peter Pan’, had moeilijkheden zich in het leven staande te houden en de eindjes aan elkaar te knopen. Hij hoopte, ooit, als genoegdoening op een toereikende financiële ondersteuning. Hij rekende op een erfdeel in het behaalde succes maar hij kwam bedrogen uit. Het copyright van Peter Pan had Barrie nét voor zijn dood in april 1929 aan het Great Ormond Street Hospitaal geschonken en de overige rechten en nalatenschap kwamen bij zijn overlijden in andere handen. Dat gebeurde toen Barrie op zijn sterfbed lag en Peter – ondanks dat hij een hekel aan haar had – op zijn verzoek Cynthia Asquith belde. Deze verscheen, mét een dokter én een advocaat. Barrie tekende net voor zijn levenseinde een aangepast testament die zijn complete nalatenschap in handen gaf van zijn secretaresse, Cynthia Asquith. Nico, de jongste van de Llewelyn Davies jongens liet later weten dat Peter Cynthia Asquith daarom haatte en dat “that phone call the Greatest mistake of his life” was. ‘The Original Peter Pan’ raakte aan de drank en op 5 april 1960, nadat hij zich bezat had in het Royal Court Hotel, sprong de dan 63 jarige Peter op Sloane Square Station in hartje Londen onder de aanstormende trein. Toen… was het sprookje van Peter Pan uit. En dat.. stond niet in…

Het Dagboek van Cynthia Asquith

Hongerend Eindhoven staakt!

Oranje Bulletin

ORANJE-BULLETIN

Uitgegeven door samenwerking van

De Ondergrondsche Pers

Bulletin ter verspreiding van de letterlijke tekst van Regeeringsverklaringen, bevelen van het Geallieerd Opperbevel, aanwijzingen van het Ondergrondsch Verzet en hoofdzaken van het nieuws

No. 30 – Donderdag, 23 November 1944

Moeilijkheden in Eindhoven

De arbeiders van alle fabrieken in Eindhoven, inclusief Philips, zijn Dinsdag om 12 uur een 12-urige staking begonnen. Zij eischen verbetering in de voedselvoorziening, ondanks de transportmoeilijkheden, welke zij zeer goed begrijpen.