Home » Columns » Vom Rath & Rassenschande

Vom Rath & Rassenschande

Op 7 november 1938 werd in Parijs de 29-jarige Duitse diplomaat Ernst Eduard vom Rath vermoord. De moordaanslag was het werk van een 17-jarige tiener van Pools-Joodse komaf, Herschel Grynszpan. De dood van de Duitse diplomaat is in de geschiedschrijving neergezet als een politiek getinte moord welke als directe aanleiding gezien moet worden van de tegen Duitse burgers van Joodse komaf georkestreerde volkswoede. In deze Kristallnacht van 9 op 10 november 1938, zoals deze later is benoemd, werden 178 synagoges en ca. 7.500 Joodse bedrijven c.q woonhuizen aangevallen, beschadigd en vernield. Een gruwelnacht waarbij eveneens 93 mensenlevens te betreuren waren.

Geschiedschrijving is geen absolute wetenschap, daarnaast is absolute waarheid in deze een absoluut onbestaanbare werkelijkheid. Niet in de laatste plaats om het feit dat het de overwinnaars zijn die de geschiedenis (her)schrijven en de beelden (ver)vormen. Het gezegde “Truth is in the eye of the beholder” geeft aan dat wat we denken te zien en geloven het resultaat is van onze perceptie en interpretatie.

Dat achter deze moordaanslag een overduidelijk politiek motief schuil zou gaan werd vanaf het allereerste moment sterk betwijfeld. De Franse dichter André Gide, net als journaliste Ruth Andreas Friedrich en vele andere tijdgenoten, hielden het eerder op een ongelukkig verlopen homoseksuele liefdesrelatie met afpersing, jaloezie en uiteindelijk een crime passionnel als eindresultaat. De terughoudendheid en behoedzaamheid van de anders zo sensatiebeluste Boulevardbladen werd toentertijd als uitermate opvallend beschouwd, het homoseksuele thema werd niet opgepakt.

Volgens Gide, die zelf homoseksueel was, was Vom Rath in Parijse homokringen welbekend evenals zijn voorkeur voor jonge jongens. In de paar maanden voorafgaand aan zijn dood was Vom Rath herhaaldelijk gesignaleerd met de 17-jarige tiener Herschel Feibel Grynszpan. In de Parijse homobar Le Boeuf sur le toit evenals in andere homogelegenheden verkeerden ze in elkaars gezelschap, liefkoosden, kusten en dansten ze met elkaar. Terwijl Grynszpan zelf aan zowel de Franse- als later ook door de Duitse politie verklaarde dat hij met Vom Rath een homoseksuele relatie had onderhouden werd uit politiek-religieuze hoek geen poging onbenut gelaten Grynszpan met een goud geglansde martelarenstatus te overtrekken.

Homoseksualiteit was, zeker in die tijd, een omstreden zaak en zowel binnen de NSDAP als de Joodse gemeenschap was dit een brandbaar onderwerp. Een eerzame diplomaat die gebruik maakt van een minderjarige schandknaap en daarmee ook nog eens Rassenschande pleegt om vervolgens voor de verleende diensten niet te betalen was niet bepaald een voorbeeld van positieve Herrenrasse propaganda. Een door vervolging en onderdrukking tot wanhoop gedreven, wraakzuchtige Jood die een Duitse Nazi vermoordde danwel een voorbeeld van Joodse onbetrouwbaarheid en moordzucht waren andere weergaven van de werkelijkheid. De NSDAP alsook de Zionistisch georiënteerde Joodse gemeenschap grepen ten eigen faveure de daad aan om deze propagandistisch zo voordelig mogelijk aan de kaak te stellen en te benadrukken.

De om het leven gebrachte Ernst Eduard vom Rath zag op 3 juni 1909 in het Duitse Frankfurt am Main het levenslicht. Ernst ging in zijn geboorteplaats naar de lagere school om daarna in Breslau verder te studeren aan het Realgymnasium Maria Magdalena waar hij in 1928 als 19-jarige afstudeerde. In datzelfde jaar startte hij met zijn rechtenstudie aan de universiteiten in Bonn, München en Königsberg. In Bonn sloot hij zich aan bij Palatia, een studentenvereniging die zich kritisch opstelde ten opzichte van het Nationaal Socialisme. Op 27 mei 1932 trad hij als 22-jarige in overheidsdienst als gerechtelijk ambtenaar. Eerst als griffier bij de civiele sectie van de arrondissementsrechtbank in Berlijn, later ook bij het Openbaar Ministerie in strafzaken. Op 14 juli 1932 sloot hij zich aan bij de NSDAP om zich in april 1933 bij de SA aan te sluiten.

Aangespoord door zijn oom Roland Koster, toenmalig Duits ambassadeur in Parijs, zette hij in 1933 koers naar een politieke loopbaan. Op 22 november 1933 verzond Vom Rath zijn sollicitatiebrief met als resultaat dat hij op 3 februari 1934 als diplomaat werd aangenomen bij het ministerie van Buitenlandse Zaken in Berlijn. Eind januari 1935 werd hij voor een korte periode van negen weken naar het buitenland gezonden waarna hij weer in Berlijn terugkeerde. Op 13 april 1935 werd hij tot attaché benoemd en op 15 april 1935 aangesteld als persoonlijke secretaris van zijn oom, de Duitse ambassadeur in Parijs.

Na de dood van van zijn oom op 31 december 1935 werd hij op 1 april 1936 terugberoepen naar Berlijn waarna hij voorbereid werd voor een nieuwe positie op het Duitse consulaat in Calcutta. In oktober 1936 werd hij benoemd tot attaché waar hij op 9 december 1936 zijn dienst aanving. Halverwege 1937 werd hij aan bed gekluisterd door een raadselachtige ziekte. Zogezegd zou hij leiden aan een maagaandoening welke veroorzaakt zou zijn door tropische leef- en werkomstandigheden en het exotische voedsel. In werkelijkheid had Vom Rath een seksueel overdraagbare aandoening aan anus en darm opgelopen door homoseksuele penetratie. Hij werd hiervoor opgenomen en behandeld in de kliniek van Dr. Ramnath Chopra welke hem met medicatie behandelde. Zijn lichamelijke gesteldheid hield hem aan bed gekluisterd en kerst 1937 bracht Vom Rath liggend en slijmpap-etend door. De behandeling van Dr. Chopra had onvoldoende resultaat en Vom Rath werd in de eerste week van januari 1938 doorverwezen en opgenomen in het Carmichael Hospital for Tropical Diseases.

De aard van zijn aandoening was echter van dien aard dat hij het advies kreeg voor verdere behandeling naar Duitsland terug te keren. Op 7 januari 1938 vertrok hij per trein naar Bombay, waar hij zich onderweg naar Venetië inscheepte op het Italiaanse stoomschip Conte Verde. In Venetië aangeland reisde hij per trein rechtstreeks door naar Berlijn waar hij vooreerst zijn bivak opsloeg bij zijn ouders aan de Prager Platz 5 in de wijk Wilmersdorf. Voor verdere behandeling wendde hij zich tot het Institut für Radiologie in Berlijn waar hij door Dr. Sarella Pommeranz door middel van een kortegolf bestralingstherapie behandeld werd voor de door hem in Calcutta opgelopen rectale gonorroe.

Voor verder herstel vertrok Vom Rath in februari 1938 voor een periode van vier maanden naar het Sanatorium St. Blasien in het Zwarte Woud. Op 1 juli 1938 was hij zover hersteld dat hij zijn werk kon hervatten en werd de Duitse Ambassade in Parijs opnieuw zijn standplaats. Op 13 juli 1938 trad hij actief in functie en werd hij tegelijk voorgedragen voor de functie van Legationssekretar, een positie die hem op 18 oktober 1938 toegekend werd. In de periode van drieëneen halve maand tot aan het moment van zijn dood hield Vom Rath zich op in Parijse homokringen, stond hij bekend om zijn voorkeur voor jonge jongens en knoopte in die periode een homoseksuele verbinding aan met een voor hem ongelukkig eindresultaat.

Meer over dit onderwerp valt te lezen op De Grynszpan affaire (deel 1, 2, 3 en 4)